ook in den boezen van het wapen, en het conglomeraat van specialiteiten in dat wapen daardoor niet dreigt over te gaan in een chaos. En hij, die in een tot de artillerie behoorende be diening van kanonnen, die bij de regimenten infanterie, c. q. bij de bataljons zijn ingedeeld, een onoverkomelijk nadeel ziet, zal •dus moeten aantoonen, dat in d i e organisatie juist deze ver schillende onderdeelen niet zullen kunnen samenwerken. Dit is door den Heer F. d. B. niet geschied. De geachte schrijver wijst slechts op het verband tusschen de voorwaarts gaande kanongroep (bij door menschen gedragen ver voer) en de gewone infanteriegroepen. Men mag natuurlijk in appreciatie daarover verschillen, maar een feit is, dat alle des kundige schrijvers verklaren, dat dit gedragen vervoer slechts in de allernoodzakelijkste gevallen en uiterste omstandigheden mag plaats vinden. Zoo lang mogelijk zal getrokken moeten worden, door paarden, ten slotte door menschen, c. q. door paarden gedra gen. En al deze bijzonderheden zijn toch ongetwijfeld aan de ar tilleristen minder vreemd, dan aan de infanterie. Juist bedekte terreinen zijn voor dit doel uiterst voordeelig, dus staan wij er wat dit betreft, in Indië gunstiger voor dan in Europa. Ik kan overigens niet toegeven, dat niemand beter dan de in fanterist zelf kan beoordeelen, waar de behoefte aan steun het grootst is bij de beslissende gevechtsfase. Niemand beter, soit, maar niemand evengoed? De beoordeeling van die behoefte toch leert men niet door de exercitiën in vredestijd, maar wordt op gedrongen niet aan de infanterie maar aan de voorwaarts gaande voorste linie militairen! Dit alles leert de infanterie te velde eerst, telkens wanneer ze voor een moeilijkheid wordt ge steld, wanneer de behoefte aan steun ontstaat. Maar die ontstaat allicht voor alle voorwaarts gaande afdee- lingen in eerste linie op gelijke wijze, zoowel voorde infanteris ten als voor de haar vergezellende kanonniers. De bewering was natuurlijk juist, voor zooverre men een vergelijking maakte tusschen de voorwaarts gaande infanterie en de ver daarachter •staande divisieartillerie, maar snijdt geen hout ten aanzien van de met die infanterie onder volkomen gelijke omstandigheden voorwaats gaande bediening van de infanteriekanonnen. Het vereischte contact voor de samenwerking maakt het inder daad noodig, reeds in vredestijd in nauw verband met de infan terie te oefenen. Waarom dit echter eerder gewaarborgd zal zijn, wanneer de onder den regimentscommandant van de infanterie staande batterij door fuseliers wordt bediend in plaats van door kanonniers, wordt niet aangetoond en dit zou inderdaad ook ui terst moeilijk zijn. De gevechts- en vele andere oefeningen zullen steeds, afgescheiden van eenig wapenonderscheid der bediening, in samenwerking met de bataljons gehouden moeten worden. Maar vele overige exercitiën? Zou de infanterie er niet mede gebaat zijn indien de bediening van de kanonnen in handen was van 314

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 50