in een eventueel Pacificconflict aan een beschouwing zou zijn onderworpen. Doch niets van dit alles. Wat de commissie met deze woorden bedoelt, begrijpen we dan ook niet goed. Is hier wellicht het voor Indië noodgedwongen prijs gegeven beginsel: „Een eilandenrijk moet door een vloot verdedigd worden" in een anderen toonaard overgezet Maar dan kan aan de uit drukking der commissie geen andere beteekenis worden toegekend dan van een „Schlagwort", van een phrase, die de zwakheid in betoogtrant slechts voor ondeskundigen kan verdoezelen. Het moge na het voorgaande duidelijk zijn, dat wij ons met de hoofdconclusie van het rapport der commissie niet kunnen vereenigen. In het kort samengevat gaat naar onze meening de door devlootcommissie gewenschte eenheid in de marine ten koste van de eenheid in de ver dediging van Nederlandse h-Indië. Wij voor ons achten het noodzakelijk het belangrijkste voorop te plaatsen. Tegenover het standpunt der commissie stellen wij Eenheid in de defensie, zij het ook ten koste van de eenheid in de Staatsmarine. Marineproblemen. Wij willen thans de aandacht vestigen op een artikel, dat onder bovenstaanden titel opgenomen is in de Mail-editie van d e Nieuwe Rotterdamsche Courant van 30 Maart 1926, en dat, handelende over de splitsing, als uitgangspunt heeft: „in Nederland het leger, in Ned.-Indië de vloot." Ditzelfde uitgangspunt werd ook aangenomen door den gepen- sionneerden Generaal Tonnet bij zijn eind vorig jaar te Leiden gehouden lezing over „Nederland en het internationale vraagstuk." Evenals in die lezing, blijft ook in het thans besproken artikel de steller volkomen in gebreke om aan te toonen, waarop dit standpunt berust. Wat de Nederlandsche defensie betreft achten we ons tot een oordeel niet bevoegd en moeten we dus volstaan met de vermelding van het algemeen erkende feit, dat de marine daarbij toch zeker een rol, zij het dan ook een ondergeschikte, heeft te vervullen. Ten aanzien van de Indische defensie is het legerstandpunt den laatsten tijd maar al te duidelijk aangegeven. Daarbij bekleedt ieder der beide hoofdonderdeelen van onze weermacht, leger en vloot, de plaats, welke het logischerwijze moet toekomen om, samen werkende en elkander aanvullende, tot een combinatie te geraken, die binnen ons vermogen een maximum rendement verzekert. Een bevredigende maritieme organisatie van de weermacht in Nederlandsch-lndië valt hoe vaak werd dit niet reeds aangetoond volkomen buiten ons vermogen. 322

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 58