Er zijn twee zaken, die in het hier overgenomen deel der be
schouwingen opvallenin de eerste plaats, wordt erkend, dat
wij er naar moeten streven het Nederlandsch régime voor Indië
te handhaven en voorts wordt de tegenwoordige weermacht
practisch niet te groot geacht voor de handhaving van de
inwendige orde en rust.
Maar wat is er dan tegen, dat laatstbedoelde weermacht
tevens worde georganiseerd om ook te worden aangewend tegen
vreemd geweld De meerdere kosten daarvoor behoeven niet
onoverkomelijk te zijn.
We zijn het geheel met het rapport eens, dat alles moet worden
gedaan om buiten een eventueelen oorlog te blijven. Een politiek
van de open deur en geordende toestanden zullen daartoe zeker
kunnen medewerken.
Maar ondanks deze voorzorgsmaatregelen moet het toch zeer
goed denkbaar worden geacht, dat wij in een eventueel Pacific-
conflict worden betrokken. Elders in dit nummer wordt dit meer
uitvoerig aangetoond. In dat geval zal het geheel in de lijn van
het hier besproken rapport liggen, indien we al het mogelijke
doen om het voortbestaan van het Nederlandsch régime na te
streven, door front te maken tegen iedere poging om Ned.-Indië
in andere handen te doen overgaan.
Nu zegt het rapport wel, dat wij daartoe onmachtig zullen
zijn, maar dit kunnen we niet toegeven.
Zeker: indien één der groote Pacificmogendheden ongehin
derd een krachtige poging zou kunnen aanwenden om zich van
ons gebied meester te maken, zouden er voor ons zeer groote
moeilijkheden rijzen. Maar men bedenke, dat een dergelijke
poging niet waarschijnlijk is. Onze kracht ligt ten deele in het
feit, dat de groote Pacificmogendheden elkander het bezit dezer
gewesten niet zullen gunnen. En in dezen belangenstrijd zal de
door feiten gestaafde ernstige wil om het Nederlandsch régime
voor deze gewesten te handhaven een factor vormen, waarmede
terdege rekening zal worden gehouden.
We mogen natuurlijk niet hopen, dat de sociaal-democraten
deze meening zullen onderschrijven. Voorloopig zijn we echter
dankbaar voor de ruimheid van opvatting, die in het rapport tot
uiting is gekomen ten aanzien van de handhaving van de inwen
dige veiligheid in deze gewesten.
T. B.
325
althans te markeeren öf een vechtvloot, bestaand uit groot en klein materieel,
dat aan een oorlog zou kunnen deelnemen.
Het laatste achten wij onmogelijk op denzelfden grond als waarop wij een
oorlogsleger onmogelijk achten. De politievloot voor Indië zal ongetwijfeld
naar verhouding sterker moeten zijn dan eene voor Nederland, maar het moet
geen oorlogsvloot worden. Vooral een of meer vlootbases, welke daartoe
zouden moeten worden aangelegd, zouden het gevaar om in conflicten van
anderen te worden gemengd zeer vergrooten. Hoe sterk een politievloot zou
moeten zijn, zou echter in eerste instantie door Indië zelf moeten worden
beoordeeld".