328 en één karabijngroep schijnen geen groote bezwaren te bestaan. De pelotons commandant kan dan zoo noodig manoeuvreeren, waartoe hij bij de tegen woordige indeeling minder goed in staat is." Dit nummer bevat voorts nog een zeer kort overzicht van het nieuwe Fransche werk „La division légère automobile" van generaal Boulaire. De Militaire Spectator. Februari 1926. brengt het vervolg van „Econo mische en industrieele oorlogsvoorbereiding" door kapitein der genie D. van den Berg. Hierin wordt o. m. de normaliseering of standariseering van ver schillende artikelen ter sprake gebracht, welke voor legerbehoeften uiteraard een eerste vereischte is. Ie Luitenant M. R. H. Calmeyer behandelt: „De aanval der compagnie en de Aa nwijzigingen bij de opleiding der Infanterie 1923." Hierin zegt hij o. a.: „Geen enkel voorschrift predikt den lezers trouwens op zoo hartstochtelijke wijze het „voorwaarts" als het Duitsche; moge deze geest wat meer dan tot dusver ook in onze bezadigde „Aanw." tot uiting komen!" Ritmeester H.C. G. Baron van Lawick behandelt „De aanval te paard tegen infanterie en cavalerie". Hij geeft als voorbeelden een 5-tal charges der Eng. cavalerie in Klein-Azië en concludeert als volgt „Nog steeds is snelheid de beste troef, welke men tegen vuur kan uit spelen. Nog steeds is de moreele indruk van een aanval te paard overwel digend, indien de verdediger zich niet door een hindernis beveiligd weet. De zekerheid van zijn vuur wordt zoodoende ernstig aangetast, hetgeen nog wordt verergerd door het artillerie- en mitrailleur-vuur van den aanvaller. Gestoord vuur is niet opgewassen tegen snelheid en daarom zijn verrassingen en tevoren geschokt zijn van de aangevallen infanterie hoe welkom en voor- deelig ook niet een besliste vereischte voor succes. De operatiën van „The Desert Mounted Corps" in Palestina leeren z.a. reeds gezegd, dat de aanval te paard zekerder, vlugger en met minder verlie zen tot het doel voert dan die te voet. Hierbij behoort evenwel aan 2 hoofd voorwaarden te worden voldaan de aanval moet worden gesteund door artillerie en/of mitrailleurvuur zijn snelheid mag niet door een hindernis aanzienlijk worden vertraagd." Ie Luitenant der Inf. H.J. Bellen geeft een bijdrage over„Meetvuurleiding bij zware mitrailleurs." Van Kapitein der Genie H. O. Schuhmacher vinden weAanteekeningen naar aanleiding van enkele springproeven met springladingen van bijzonderen vorm." In „De opleiding tot beroepsofficier in de toekomst" levert Jhr.J. de Savornin Lohman, Kapitein der grenadiers, een hartstochtelijk pleidooi tegen de thans in Nederland gevolgde wijze van recruteering voor het korps beroepsofficieren. Over de opleidingen voor beroeps- en reserveofficier zegt hij na eenige ge degen beschouwingen, o.i. zeer terecht „Wil men dan ook niet, dat de beroepsofficier zijn prestige als bij uitstek ter zake kundige geheel verliest en wenscht men niet, dat een vader in de toekomst tegen zijn zoon zal zeggen: „beroepsofficier kun je altijd nog worden", dan houde men beide opleidingen geheel gescheiden." Orgaan Krijgswetenschap. Bijeenkomst van 12 Februari 1926. „Rivierverdediging en rivierovergang" door H.F. M. Baron van Voorst'tot Voorst. Van de hierbij verdedigde stellingen vermelden we „le. Dank zij de ontwikkeling van dé moderne strijdmiddelen is het mogelijk zeer groote riviergedeelten daadwerkelijk te verdedigen. Vooral breede rivieren hebben daardoor voor de verdediging verhoogde betèekenis verkregen. De loop dezer rivieren moet dan evenwel in overeenstemming zijn met den'al- gemeenen strategischen toestand. 4e. Kan de rivier niet over haar geheele lengte daadwerkelijk verdedigd worden, dan zal men er slechts bij uitzondering in slagen een overgang te beletten Men vermijde dan voor alles versnippering van krachten. 8e. Zeer ruime toebedeëling aan technisch personeel en materieel, grondige

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 64