„afwikkeling van de grenskwestie." Voor zoover deze woorden
op den Westgrens betrekking hebben, kan men daarin niet meer
zien dan een politieke manoeuvre tegen de propaganda van de
Duitsch-nationale partij. Inderdaad opent art. 19 van het Handvest
de mogelijkheid dat bestaande grenzen op voorstel van de A s-
s e m b 1 e (niet van den Volkenbondsraad) worden gewijzigd,
indien zij het voortduren der wereldvrede in gevaar zouden kun
nen brengen. Maar de Locarnoverdragen werden juist gesloten
om die wereldvrede te waarborgen en de Fransch-Duitsche grens
te beveiligen.
Dat de Assemblée er dan ook in zou toestemmen die grens te
herzien en aan de bepalingen van het Vredesverdrag zou tornen,
lijkt niet waarschijnlijk.
Maar op Duitschlands Oostgrens staan de zaken anders. Bij de
onderhandelingen over de Locarnoverdragen heeft Engeland ge
werkt met compensaties in het Oosten, al zijn die beloften of
toespelingen ook nimmer in het Verdrag vastgelegd. Men vergete
echter niet dat het verdragencomplex voor wat de toezeggingen
aan Duitschland betreft, feitelijk een gentlemanagreement was
en daar de onderhandelingen in geheime zitting hebben plaats
gehad weet het groote publiek niet wat op duidelijke en wat op
dubbelzinnige wijze is toegezegd.
Het is mogelijk, dat op vredelievende wijze binnen de grenzen
van het Vredesverdrag door tusschenkomst van den Volkenbond
of op andere wijze in het Statuut van den Poolschen Corridor
en in de bepalingen betreffende het verloren gebied in Opper-
Silezië wijzigingen worden gebracht.
Maar dat herinlijving van den Poolschen Corridor en het ver
loren gebied in Opper-Silezië bij Duitschland, afsluiting van Po
len van de zee door opheffing van het Statuut van de vrije stad
Dantzig, ooit zonder oorlog plaats zal hebben is uitgesloten.
De Poolsche Regeering meent intusschen, dat een oorlog met
Duitschland theoretisch onmogelijk is, daar uitdrukkelijk in het
Verdrag gezegd wordt dat de onaantastbaarheid der reeds ge
sloten verdragen den grondslag van het nieuwe verdrag vormt.
Maar in den aanhef van het verdrag staat in werkelijkheid,
dat de internationale jurisdictie de plicht heeft de
uit verdragen voortspruitende rechten te eerbiedigen. Met die
jurisdictie heeft een conciliatie-commissie echter niet uit
sluitend rekening te houden. Recht is in het onderhavige
geval zeer moeilijk te spreken, zoodat alleen nog conciliatie over
blijft, die niet uitsluitend aan de gesloten verdragen als basis zal
kunnen vasthouden. Was het lid van den Poolschen Landdag er
wel zoo erg naast toen hij opmerkte, dat Polen te Locarno
vertegenwoordigd moest zijn „omdat bij een operatie nu eenmaal
de tegenwoordigheid van den patient onontbeerlijk is."? In allen
gevalle is het persorgaan van Stresemann zoo vriendelijk geweest
348