veroordeelende kritiek van ettelijke krijgskundigen op versterkingen zonder strategische waarde, en eindelijk besloot men in Nederland de zaak maar eens te laten onderzoeken. Daarvoor moest men eene specialiteit hebben, en de keus viel op den gewezen chef van den generalen staf uit den veldtocht in België, generaal Nepveu. Deze verzocht toen dat men hem zijn vriend v. Gagern als adjunct zou toevoegen. Maar nadat deze zich de opdracht had laten welge vallen. trok later Nepveu zelf zich terug. De jeugdige ambtenaar tjes van het Haagsche departement hadden op deze onverwachte wending der zaak fluks eene woordspeling bedacht „schnell fertig ist die Jugend mit dem Wort". Men zei n.l., dat bij deze op drachten het antwoord was geweest Van Nepveu: ne veux. Van v. Gagern: ja gern. Deze laatste kwam nu in de plaats van den eerste. Van zelf waren er geheime instructiën; zooveel was er van de Geheim- t h u e r e i der oude Comp. nog wel overgebleven. Zijne zending had echter, behalve plannen i. z. de verdediging van Java, ook de reorganisatie van het O. I. leger ten doel. De verovering van Java door de Engelschen in 1811 had reeds doen zien, hoe weinig dat leger tegen een Europeeschen vijand opgewassen was, en dertig jaren later was de toestand nog niet veel beter. In 1845 was het leger ruim 19000 man sterk, waaronder 649 officieren en slechts 6839 Europeanen. De doode strijdkrachten waren gebrekkig, de levende uit het schuim der natiën gerekruteerd. In bewapening en uitrusting was men bij de Europeesche, en ook bij andere ko loniale legers aanzienlijk ten achter; er moest noodwendig de schaaf over heen. Von Gagern stond te boek als wetenschappelijk krijgsman, zoo niet als militaire specialiteit; hij zou die schaaf wezen. Zijne benoeming maakte scheeve oogen. De een zei, dat deze zending zoo goed als een kaakslag was voor den kommandant van het Indische leger. Als er iets te adviseeren en te reorgani- seeren viel, dan was deze daarvoor de man; geen outsider uit Europa. Een ander toornde omdat de opdracht gegeven was aan een vreemdeling, een Duitscher. Was er dan onder de Neder- landsche opperofficieren geen een, die in staat was om dit zeil op te zetten? Doch aan een koninklijk besluit viel nu eenmaal niet te tornen. Bij zijn vertrek naar Indië hadden deze beoordeelaars ,,das Nachsehen". Zijne bejaarde ouders leefden toen nog, evenals zijne beide broeders en zijne zusters. Hij had zijne familie, welke de buiten plaats H o rn a u, bij Höchst in Hessen-Darmstadt bewoonde, uit voerige brieven beloofd, en zich voorgenomen zijn Indisch dag boek trouw bij te houden er kwam niets van! De vader knorde wel eens dat „der Fritz" zulke oppervlakkige epistels zond, maar dan schreef hij terug: ,,'t Is moeilijk om uit Indië andere brieven te 360

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 24