schrijven. Het leven is hier zeer eentonig, de eene dag gaat juist
2joo voorbij als de andere en 't zijn bijkans alleen de berichten uit
Europa, die stof geven tot discours". Ook voor de Indische natuur
had hij geen onvoorwaardelijken lof, blijkbaar uit de regelen: „Er
is in Indië veel monotonie, vooral wat de natuur betreft. De bergen
en de vegetatie gelijken elkaar overal; de stoute rotspartijen, die
aan de bergen in Europa het romantisch karakter bijzetten, ont
breken hier".
Overigens waren de voorwaarden, op welke hij zijn mandaat
aanvaard had, lang niet slecht. Hij was eerst een vijftiger, en
reeds generaal-majoor. Een pensioen van 4000 was hem van
te voren verzekerd. Bij zijn europeesch traktement van 5500
's jaar zou hij in Indië 2000 's maands ontvangen, 100 huishuur
indemniteit, 12 rations fourage, een daggeld van 15 op dienstrei
zen en hij zat gestadig tusschen de wielen 4000 voor uit
rusting en 2000 passagegelden, 't Is waar dat hij van dien post
voor uitrusting niet veel over zou houden; ze kostte hem ruim
8000. Maar er was dan ook een reiswagen bij, waarvoor hij
alleen reeds 1600 betaald had. Zijn wijnkelder kostte hem 850,
zijn zilverwerk 600, zijne uniformen en burgerkleeren 900, zijn
linnengoed (er waren o. a. acht dozijn hemden onder) 800, de
uitrusting van zijn Duitschen lijfknecht 300, terwijl hij voor
geschenken, luxe-wapenen, toiletten, enz. nog 900 besteedde.
En nu moest hij te Batavia nog het huishouden van een generaal-
majoor opzetten man d enkel Zooveel had hij zich echter
voorgenomen: al was die Indische haring misschien wat mager,
hij zou er altijd nog wel wat vet uit braden. Overeenkomstig zijn
rang zou hij leven en zich inrichten, „und doch soli etwas übrig
bleiben, denn mit ganz leeren Handen will ich nicht zurückkom-
men; das thut kein Verstandiger der nach Indien geht".
Als gevolg had hij met zich genomen drie wetenschappelijk ge
vormde officieren, de eerste luitenants Leclercq, George en List,
en in Den Haag meer dan één militairen oudgast aangeklampt, ten
einde zich over verschillende onderwerpen te laten inlichten. Met
den oorlogsstoomer Me ra pi in Indië gekomen, verontschuldigde
hij zich tegenover zijne familie, over het uitblijven van zijn reis
verhaal, met het zeggen: dat die dingen al zoo vaak beschreven
waren, uj kon hen daarvoor veilig naar dezen of genen schrijver
verwijzen. De reis had, via Rio de Janeiro, 112 dagen geduurd;
eerst in November 1844 was hij te Batavia gekomen en had voor-
loopig zijn intrek genomen bij den legerkommandant, generaal
Cochius, een ouden kennis uit den veldtocht van 1815. De
Gouverneur Generaal mr. Pieter Merkus was een paar maanden
te voren overleden; de vice-president van den Raad van Indië,
jhr Reynst, nam tijdelijk de landvoogdij waar. Daar er geene ge
schikte huizen ter hoofdplaats leeg stonden, en bovendien eene
inrichting hem ongeveer tien mille gekost zou hebben, huurde
361