„Eens, in het gebergte op Sumatra, was mijn zoon door de duisternis overvallen en van zijn reisgezelschap afgedwaald. Hij moest in een boom overnachten ten einde het aanbreken van den dag af te wachten, en had daar reeds ettelijke uren gezeten toen de inlandsche dragers (Bataks) met fakkels hem kwamen op zoeken. Zij verheugden zich uitermate toen zij hem gevonden had den, want ofschoon er op deze hoogte weinig gevaar voor tijgers bestond, destemeer voor de vele duivels, die volgens hun geloof op de bergtoppen huisden. Deze inlanders, welke aldus redding brachten aan een Europeaan, waren menscheneters. En hier, in zijn eigen vaderland Dit was de laatste krans op zijn graf. Friedrich Balduin vrijheer von Gagern, die zich in Europa zijne militaire reputatie verwierf, is ook in Indië eene notabele figuur geweest, ofschoon meer door de theorie dan door de daad, meer door de pen dan door het zwaard. Zijne Memorie over de ver dediging van Java zou thans tot de verouderde krijgskundige ge schriften te brengen zijn, maar tot die geschriften welke men moet beoordeelen d' après leur date. Ook hij heeft gearbeid aan dat defensie-vraagstuk, waaraan vóór en na hem reeds zoovele strategen hun vernuft besteedden; het vraagstuk waarvan de oplos sing nooit gereed kwam, waar de opvolger weer afbrak, hetgeen de voorganger had opgebouwd, waarvoor sedert Daendels steeds nieuwe plannen werden ontworpen, nieuwe duizenden uitgegeven en nieuwe specialiteiten aangewezen. Het was de Indische Sisy- phus-steen, staag tegen den berg opgewenteld en die altijd weer terug rolde; voor 't minst met deze uitkomst, dat de Sisyphussen er bij in 't leven bleven en er hun pensioen bij verdienden. Of v. Gagern's defensieplannen ooit vrucht droegen, dan wel begraven bleven in het krijgskundig archief, geen die 't zou er varen. Na 1811 zou geen vreemde invasie meer de gelegenheid bieden om de deugdelijkheid van zijne ontwerpen, of die van zijne epigonen op de proef te stellen. Zooveel mag alleen verondersteld worden, dat hij, zoolang hij in Indië aan zijne taak bezig was, zijn mandaat met Duitsche degelijkheid en Duitsche nauwgezetheid vervulde, en dat hij hierin niet achterstond bij zoovele zijner land- genooten die, vooral op wetenschappelijk gebied, de uitkomsten van hun verdienstelijk streven aan hun aangenomen vaderland schonken, de kolonie krachtig vooruithielpen op de groote baan der ontwikkeling. 367

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 31