4. AANWIJZINGEN VOOR EEN POSTCOMMANDANT IN
BOVEN-TONKIN
door
M. H. DU CROO,
In de Revue des Troupes Coloniales troffen wij
herhaaldelijk artikelen en bijdragen aan van den luitenant-kolonel
Durand, commandant van het 22e regiment koloniale infanterie.
Weliswaar behandelen zij in het algemeen feiten en verschijn
selen uit Boven-Tonkin, doch desondanks bevatten zij ook voor
onze officieren, die hun werk in de buitengewesten verrichten,
menige leerzame aanwijzing en opmerking.
In het nummer van Mei-Juni 1925 vonden wij o. a een en ander
uit een voordracht door overste Durand gehouden voor de geza
menlijke officieren over het postenleven in Boven-Tonkin, waar
aan tal van raadgevingen en aanwijzingen voor jonge officieren
zijn verbonden.
Zonder het uitgebreide artikel geheel op den voet te volgen,
willen wij hieraan een en ander ontleenen.
In de eerste plaatsde verhouding tusschen het europeesch
en het inheemsch kader.
Er zijn twee theorieën.
Die van de afrikaansche troepen, dat elke gegradueerde, onge
acht zijn ras, de rechten en plichten bezit, welke hem zijn strepen
waarborgen.
Die van de koloniale troepen, dat de europeaan, de blanke,
de eenige chef is en dat de inheemschen slechts medewerkers
zijn.
Deze tweede theorie, aldus de schrijver, is de eenige juiste,
omdat in geval van gevaar, zoodra er gevochten moet worden,
deze theorie op natuurlijke wijze en als het ware bij stilzwijgende
overeenkomst naar voren komt, terwijl niemand eraan denkt om
haar dan te bestrijden.
Zou men den inheemschen adjudant-onderofficier overtuigen,
dat hij de meerdere is van den franschen sergeant en zelfs indien
hij ouder in rang is, de meerdere van den franschen adjudant
onderofficier, terwijl hij dikwijls niet in staat is een behoorlijke
rekening, een schets, een goed rapport op te maken, dan zou dit
tal van moeilijkheden voor den commandant scheppen en aan-
368