386
Is het wonder, dat speciaal dit verloop groote ongerustheid in het leger
verwekte, eene ongerustheid die niet zoozeer de toekomst van het leger betrof
dan wel meer speciaal de Indische defensie in haar geheel? Want de behandeling
van het ontwerp had den deskundigen tevens onomstootelijk aangetoond
dat een grootere misstap op het gebied der Indische defensie dan aanvaarding
van dit ontwerp, bezwaarlijk gemaakt kon worden.
legerzijdeTndei vedo0p aanleiding gaf tot ernstige protesten van
Dit alles nu gaat de spreker niet alleen stilzwijgend voorbij, hij toont zich
zelfs eenigszins beïnvloed door de campagne, die naar aanleiding van een minder
gelukkige locale uiting over dit averechtsche defensiebeleid werd ingezet en die
een volkomen valsch licht heeft verspreid over de beteekenis van de onrust
in het leger. Met geen woord ook rept hij over de wending door de Indische
Krijgskundige Vereenigmg aan deze locale uiting gegeven, door het onderwerp
te verplaatsen naar het terrein der zuivere militaire wetenschap.
Wij achten het dan ook minder goed gezien, dat de spreker blijkens zijn
inleiding zijn gehoor in een stemming heeft trachten te brengen, die voor
een objectieve behandeling van dit landsbelang bij uitnemendheid overbodig,
zelfs schadelijk moet worden geacht.
We willen hier nogmaals de aandacht vestigen op de groote wenschelijk-
heid om bij een beschouwing over het defensievraagstuk toch vooral alles,
wat tot vertroebeling zou kunnen leiden, achterwege te laten.
Zoo ooit, dan hebben we hierbij noodig, zooals de Heer Boerstra dit uit-
drukte:
„hi de eerste plaats een zuivere atmosfeer. Helderheid van opzet, helderheid
bij de uitwerking, klare taal. Geen ruimte voor misverstand".
In verband met de bij het leger bestaande, ernstige bedenkigen tegen het
ontwerp 192n, moet met instemming worden geconstateerd, dat ook de Heer
Ferwerda daarvan geen bewonderaar is en geheel instemt met den Heer Boerstra
waar deze zegt
„De doelstelling deugde niet, omdat zij de zaak, waarom het gaat, op den
Kop zette.
Bij de ontwikkeling zijner denkbeelden behandelt de Heer Ferwerda achter
eenvolgens de volgende punten.
1. De doelstelling van de weermacht voor Indië.
2. De voor de weermacht beschikbare fondsen.
3. De samenstelling van de weermacht in verband met de taak van het
leger en van de vloot in Indië.
4. Samenstelling, sterkte, organisatie van de zeemacht.
We kunnen in algemeenen zin instemmen met hetgeen omtrent de doel
stelling wordt gezegd n.l.
„a. Handhaving van orde en rust in den geheelen archipel.
Handhaving van de neutraliteit, eveneens in den geheelen archipel.
c. Verdediging van ons souverein gebied tegen eiken indringer.
d. Nakoming van onze verplichtingen als lid van den Volkenbond.
En dit alles naar de mate van onze krachten, uit een oogpunt zoowel van
personeel als van financieele middelen, terwijl verder als uitgangspunt moet wor
den aangenomen, dat wij nimmer in een conflict alleen zullen staan
Het valt op, dat de schrijver weer terugkeert tot de oude begripsaanduiding.
Meer en meer was men er toe gekomen om onder neutraliteitsschending ook
een aanslag op ons zelfstandig volksbestaan, bijv. een poging tot bezetting of
vermeestering van Java, te betrekken. 155
De Heer Ferwerda nu wil hiervan weer terugkomen en voor laatstbedoelde
handelingen de vroegere aanduiding „verdediging" weer invoeren.
Hiervoor is veel te zeggen, omdat daardoor misverstand ten aanzien van
et begrip neutrahteitshandhaving, zooals dit reeds moest worden geconstateerd
beter kan worden voorkomen.