390 Juist dat zoeken naar harmonisch verband is weder koren op den molen,, van hen, die de splitsing der marine voorstaan, ten einde de geheele verant woordelijkheid voor de defensie in Indië in handen van den minister van koloniën te kunnen brengen. De vlootcommissie heeft dit argument verworpen, omdat de verdediging rijkszaak is. Het geldt hier een staatsbelang van de eerste orde en geen zaak van uitsluitend koloniaal belang". De schrijver wil dus feitelijk wèl splitsing ter wille van het harmonisch verband van de Indische defensie, doch geen splitsing omdat de verdediging van Indië rijkszaak is. En dit laatste weegt bij hem dan het zwaarst. Het is ons nog steeds niet duidelijk, waarom de verdediging wel rijkszaak is, indien de ministers van Marine en Koloniën beiden de verantwoordelijkheid dragen en geen rijkszaak kan zijn, indien de Minister van Koloniën dit alleen moet doen. De beslissing en leiding toch blijven in beide gevallen op grond van de bestaande staatsrechtelijke verhoudingen aan het Opperbestuur. In de groote lijn blijft de toestand dan ook geheel dezelfde. Door de splitsing der staats- marine zal het Opperbestuur zijn functie ten aanzien van de Indische defensie slechts doelmatiger gaan uitoefenen en wordt de gelegenheid geschapen om door éénhoofdige leiding op de beste wijze te beoordeelen, wat voor het Indische deel van het Koninkrijk der Nederlanden noodig zal zijn. Het Algemeen Handelsblad over het rapport der vlootcommissie. Van geheel dezelfde opinie is de bekende marinemedewerker van het Neder- landsch Algemeen Handelsblad Marin. In het nummer van 12 April j. 1. bespreekt deze schrijver het rapport der vlootcommissie over de splitsing der Staatsmarine, over welk onderwerp wij in een vorig nummer reeds een vrij uitgebreide beschouwing gaven. Wij schreven toen: „In het kort samengevat gaat naar onze meening de door de vlootcommissie gewenschte eenheid in de marine ten koste van de eenheid in de verdediging van Nederlandsch-Indië. Wij voor ons achten het noodzakelijk het belangrijkste voorop te plaatsen. Tegenover het standpunt der commissie stellen wij: Eenheid in de defensie zij het ook ten koste van de eenheid in de Staatsmarine." Marin nu stemt met dit standpunt volkomen in. Na gewezen te hebben op de armoede aan argumenten om de splitsing te bestrijden, maar vooral ook op de onmacht om daar maar ook iets bruikbaars voor in de plaats te stellen, door welke beide omstandigheden het rapport der vlootcommissie wordt gekenmerkt, zegt hij nl. „Zien wij eerst naar de bezwaren, die tegen de splitsing worden aangevoerd, dan vinden wij het geheele complex van gevoelsoverwegingen terug, dat reeds zoo vaak de plaats van argumenten heeft moeten innemen. De verdediging van Indië, zoo wordt gezegd, is een nationale zaak. Niemand, die het ontkennen zal. Alleen zou men willen zien toegelicht, waarin dat nationale schade lijdt, wanneer de Marine in Indië onder den Minister van Koloniën ressorteert. Op de voor de hand liggende opmerking toch, dat dit laatste reeds sinds menschenheugenis met het leger het geval is, zonder dat iemand daarin iets anti-nationaals gezien heeft, weet de com missie alleen te antwoorden, dat een zoodanige vergelijking niet opgaat, om dat de marine haar arbeidsveld over de geheele wereld vindt. De juistheid van deze bewering voor ons geval nu daargelaten, valt dan toch vast te stellen, dat zij met de Indische defensie, en dus ook met het al of niet nationale daarvan, niets heeft uit te staan. De hooger gemaakte, van zelf sprekende opmerking is dus onweerlegd gebleven. Een tweede bezwaar tegen de splitsing wordt gezien in de mogelijkheid, onderdeelen der Nederlandsche en Indische zeemacht te doen samenwerken, welke samenwerking' dan alleen bij éénhoofdig bestuur verzekerd zou zijn.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 54