393 moeten blijven, indien het mocht blijken, dat de Regeering niet bereid zou zijn om hetgeen Zij ons blijkens de legersamenstelling en de M. B. R. zelve heeft toegedacht en Zij dus volkomen billijk vond, ook werkelijk te geven. De inleider spreekt zelfs van een noodtoestand, die in moreelen zin fnuikend en materieel onbevredigend wordt geacht. Verschillende middelen worden opgesomd, waardoor in meerdere of mindere mate verbetering zou zijn te verkrijgen. Hieronder wordt eene uitbreiding van het aantal luitenant-kolonels- en majoorsplaatsen in de huidige omstandigheden het billijkst en het best te verwezenlijken geacht. Onder de oogen wordt gezien of een dergelijke maatregel organisatorisch zal zijn door te voeren. Bij een uitbreiding met 25 a 30 plaatsen wordt dit wel mogelijk geacht. Ook de financieele gevolgen blijken bij dat aantal niet onoverkomelijk. Weliswaar zal een dadelijke verhooging niet te ontgaan zijn, maar geleidelijk zal er ten deze een terugval kunnen worden geconstateerd, die op den duur zelfs tot een niet onbelangrijke besparing aanleiding zal geven. „Immers, indien alles zoo blijft gaan als het nu gaat, dan is de tijd niet ver meer af, waarop vrijwel hel: geheele korps infanterie-officieren op maximum tractementen loopt. Worden er daarentegen maatregelen getroffen waardoor de promotie wordt bevorderd en het officierskorps verjongd, dan zal er een normale toestand komen, waarbij de officieren, wat inkomsten betreft, normaal verdeeld zijn over de schaal voor hun rang." Het zal zeker de moeite waard zijn om deze financieele gevolgen aan een nauwkeurig onderzoek te onderwerpen en mochten sprekers overigens zeer aannemelijk klinkende beschouwingen worden bewaarheid, en de door hem aanbevolen oplossing inderdaad de schatkist geen schade berokkenen en deze op den duur zelfs belangrijk bevoordeelen, dan zullen er tegen aanvaarding wel geen bezwaren behoeven te bestaan en alsdan een zeer bevredigende oplossing zijn verkregen voor dit voor een goede aanvulling van het officiers korps zoo belangrijke vraagstuk. 10. OVERZICHT NEDERLANDSCHE TIJDSCHRIFTEN. Mavors. Maart 1926. In het Maandbericht wordt het bevorderingsvraag- stuk voor de Nederl. Officieren besproken en de stelsels, gepropageerd door Prof Kielstra en kapitein van Slobbe, voor wat de hoofdzaken betreft met elkaar vergeleken. Prof. Kielstra acht o. a. bevordering tot kapitein na 12 jaar en tot majoor na 20 jaar noodigterwijl kapitein van Slobbe genoegen neemt met respectievelijk 14 en 22 jaar. Welke getallen zouden zij voor een koloniaal leger in de tropen daarnaast willen stellen, vragen we ons af? In „Grepen uit de werkelijkheid" bewerkt luitenant Calmeyer eenige „Ca- valeriécharges uit den wereldoorlog" naar het Eng. werk „The desert moun ted corps". In „Kleine mededeelingen" vonden we het volgende over granaatgeweren „De" mogenheden met een kaliber van 8 m.M. zijn over het algemeen voldaan met hun granaatgeweren (Frankrijk speciaal met het V. B.). Voor ons is daarmede de weg aangewezen tot een gunstige ojilossing, op grond van het in principe aangenomen kaliber 7,92 m.M. voor de mitrailleurs M. 08, enz. M. 18, M. 25. De kaliber-vergrooting op zichzelf achten wij een belangrijk voordeel. De zeer belangrijke bezwaren die deze kalibervergrooting in de gekozen uitvoering biedt, doen zich ook bij de granaatgeweren gelden in den vorm van groote uitgaven voor transformatie van bestaande wapenen of nieuwbouw." Naar aanleiding van een staatje over „wat oorlogsvoorbereidingen kosten"

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 57