394
in een vorig nummer van Mavors vonden we thans de volgende zeer juiste
opmerking
„Het is dus hoogst gevaarlijk uit zulk een staatje, als de vorige keer ge
publiceerd werd, conclusies te trekken, alvorens het eindbedrag van de begroo
ting, niet volgens de koers, doch volgens de gangbare waarde van het geld,
in het land, waartoe de begrooting behoort, om te zetten. Dan alleen reeds
wordt de volgorde der landen een geheel andere als de vorige maal gegeven".
Majoor Froger vervolgt: „Bespreking van de instruction provisoire sur
l'organisation du terrain Ire partie (Frankrijk) en vergelijking van deze in
structie met het Duitsche Feldbefestigungsvorschrift," waarin hij o.i. zeer
terecht den nadruk legt op den voorrang die onzichtbaarheid in den bewe
gingsoorlog verdient boven zware dekking.
In „De verdediging in den bewegingsoorlog" behandelt kapitein H. Heetjans
„Opstelling van een vóór-bataljon in de hoofdweerstandsstrook in den geest
van de beginselen, daarvoor vastgelegd in het Oevechtsvoorschrift. (Nederl.)"
Kapitein Oly geeft „Uitgewerkte voorbeelden van gevechtsschieten bij een
mitrailleurpeloton."
Van „Rook en nevel voor maskeering" door kapitein S. Schilderman vindt
in dit nummer het 3e gedeelte plaats. Hierin worden o.a. verschillende rook-
en neveltoestellen behandeld.
Kapitein van den Gen Staf L.J. Schmidt bespreekt: „Het vuurplan van de
compagnie" en beschouwt daarbij de volgende twee gevallen
a. het aantal Zw. M., dat bij het bataljon is ingedeeld, is zoo groot, dat
zij de kern van de verdediging kunnen vormen
b. dit aantal Zw. M. is voor dat doel onvoldoende,
om te komen tot het beste gebruik der ingedeelde geweermitrailleurs.
Artilleristisch tijdschrift. Maart 1926. (Bijlage van Mavors). Kapitein
W. G. de Bas behandelt „De herdruk-correctiestaat" en wijst op de moei
lijkheid ervan voor lager verlofspersoneel.
Lt. van Swinden Koopmans schrijft het Vie gedeelte van „Werkzaamheden
van artillerie-officieren bij staven en batterijen
Luitenant Tuytel bespreekt het belangrijke Fr. werk „Dialogues sur le
commandement" van André Maurois.
De „Oudejaarsavondgedachten van een veldartillerist" door Lt. J. van der
Meulen worden beëindigd met een bespreking van de samenwerking in de
lucht.
De Militaire Spectator. Maart 1926. In „Onze voorbereide verdediging
van het hart des Lands" trekt luitenant-kolonel van den Generalen Staf M.
Belzer te velde tegen de volgende conclusie, door minister H. Colijn in de
Tweede Kamer uitgesproken.
„Het Nederlandsche Vestingstelsel moet worden opgeheven. Niet de verde
diging zelf wordt daardoor prijs gegeven". (Conclusie uit de rede van den
heer H. Colijn in de vergadering van de Tweede Kamer der Staten Generaal
van 17 November 1922)
en beroept zich o. a. op de conclusie uit „Une légende. La faillite de la for
tification permanente pendant la grande guerre"
„La fortification a la valeur de ceux qui la défendent
Naar onze meening zegt overste Belzer terecht„de conclusie van den heer
Colijn, dat het Nederlandsche Vestingstelsel,thans vereenigd inde Vesting Holland,
moet worden opgeheven, is onjuist en schadelijk voor onze defensie. Wat moet
worden opgeheven van ons Vestingstelsel, is datgene wat volgens de heden-
daagsche begrippen, gegrond op de ervaringen uit den jongsten grooten
oorlog, niet meer past in onze voorbereide stellingen. Het overige moet als
een waardevol geheel voor oorlogstijd onder éénhoofdig Commando worden
behouden."
In een gedegen studie over „De lichte divisie onzer Zuidelijke naburen met
toepassing op Nederland" van Sic Semper vonden we over het gebruik van
gendarmerie in oorlogstijd als aanvulling voor cavalerie