gemaakt, waar ik links van het pad moest afbuigen en de berghel ling beklimmen, waarin in een rotsgrot de schuilplaats was. Ik liet hem praten, deed alsof ik alles geloofde en zeide hem, dat hij den volgenden dag moest terugkomen, om mij er heen te geleiden. Ik marcheerde echter nog den zelfden nacht af, en kwam even voor het aanbreken van den dag op de door den spion beschre ven plaats aan en vond den kap in den boom. Ik ging echter niet daar naar boven, maar een vijftig-tal passen daarnaast, om vervolgens op een zekere hoogte zijwaarts af te buigen. De spits stiet al spoedig op de flank van de schuilplaats en drong deze langs een smallen toegang binnen. Een vijftal van de bende sneuvelde. Bij nader onderzoek bleek, en hierop komt het in dit verband aan, dat aan de frontzijde van de schuilplaats aangepunte boomstammen en rotsblokken aan rottankabels hingen, blijkbaar met de. bedoeling, hen naar beneden te laten storten, wanneer de patrouille op de plaats, waar het kapteeken van den spion was, naar boven was gegaan. De tactische voordeelen zouden dan zeker niet aan onze zijde geweest zijn. Den spion heb ik nooit meer terug gezien. Spionnen zijn een noodzakelijk kwaad. Het geheim is, een voorzichtig gebruik van hen te maken, en uit hun berichten, in verband met andere gegevens, de waarheid te distilleeren. Naar gelang de militaire actie vordert en succes heeft, zullen nog andere bestuursbemoeienissen op den voorgrond treden. Wanneer de verzetspartij geheel uiteengeslagen, de bendes opgeruimd en de voornaamste leiders onschadelijk zijn gemaakt, dan is het wenschelijk, het bestuursbeleid aan het woord te laten komen, teneinde de actie te bekorten, zonder dat echter de achtervolging der nog resteerende uitgewekenen worde gestaakt. Al zijn deze, volgens de mededeelingen der hoofden, nog zoo onbeteekenend, zij moeten zich melden. Het is m. i. niet juist, erin te berusten, dat de hoofden er niet hun best voor doen om de rudimentaire overblijfselen der bendes in onderwerping te brengen. Het zoeken van deze enkelingen in de geweldige bergen en oerwouden door de patrouilles is zeer moeilijk en kan nog jaren eischen. Het is soms als het zoeken van een naald in een hooiberg. Het wil er bij mij niet in, dat de betrokken adat gemeenschappen bij goeden wil niet in staat zouden zijn, hunne laatste uitgewekenen te dwingen, zich te onderwerpen. Maar de goede wil is er meestal niet. Men vergete niet, dat volgens de orthodoxe uitlegging van de mohamedaansche geloofsleer aan mohamedanen slechts een tijdelijke onderwerping aan het gezag van andersgeloovigen geoorloofd is, en gedurende dien tijd het verzet niet geheel uitgedoofd mag worden, zoodat het bij de eerste zich voordoende gunstige gelegenheid weer kan opvlammen. M. i is daarom een landstreek eerst werkelijk zoogenaamd ge pacificeerd, wanneer er geen enkele uitgewekene meer is. Op genealogische adatgemeenschappen kan tot bereiking van 418

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 10