4. EENE TACTISCHE REGLEMENTENSTUDIE BETREF FENDE DE COMPAGNIE EN DE SECTIE door A. VAN DE WATER. I De publicatie van deze studie heeft ten doel er mede toe bij te dragen om de compagnies- en sectie commandanten in de gelegenheid te stellen zich in de nieuwe voorschriften in te werken; vanzelfsprekend wordt derhalve uitgegaan van de daarin neergelegde beginselen, daarover eene verhandeling gegeven en blijven critische beschouwingen achterwege. Hetgeen in het „Voorbericht" van het A. T. V. is gezegd, nml. dat dit voorschrift in tactisch opzicht alleen geeft „de grondregels, welke de richting van ons handelen moeten bepalen, onder de omstandig heden, zooals die zich hier te lande voordoen" en „in hoofdlijnen, de op de eigendommelijkheden van onze terreinen en op de ons ten dienste staan de middelen berustende, methoden, welke bij de uitvoering onzer plannen toepassing zullen moeten vinden" geldt, naar omstandigheden gewijzigd, ook voor de later verschenen voorschriften als G. V. I., G. V. Mob. A, enz. Waar in het ondervolgende gesproken wordt van échelons worden daarmede bedoeld de échelons welke G. V. I. 32. een gevolg zijn van de échelonneering in de diepte van de liniën welke men aantreft bij in gevecht zijnde infanterie en niet de gevechtséchelons welke een A.T.V. 159. gevolg zijn van de groepeering voor het gevecht (ont plooiing) van een troepenmacht, tenzij zulks bij uit zondering uitdrukkelijk is vermeld. De ontwikkeling betreft alleen de ontwikkeling bin nen het bataljon en binnen kleinere afdeelingen, niet die van troepenmachten. Bij de bevelen is vermeld hetgeen deze, volledig, A.T.V. 12(2) kunnen bevatten; die bevelen zijn geen schema's G.V.Mob.A. of modellen. Het is niet noodig altijd bevelen te 40 (2) (3); geven omtrent alles wat daarin staat, ook niet om 53 (2) (3). zulks altijd al dadelijk of gelijktijdig te 421

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 13