zal dikwijls de afstand moeten worden genoemd
met het oog op de verlichting van het personeel
belast met het overbrengen van bevelen en het
sparen van de verbindingsmiddelen.
4. Beveiliging, verkenning, verband.
De algemeene beginselen daarvan opgenomen in
het A. T. V. gelden ook voor den compagniescom
mandant.
Beveiliging:
G. V. I. 96/4/ De compagniescommandant is verantwoordelijk
voor de beveiliging van den marsch der compagnie
op korten afsland in front c. q. op de flanken.
De beveiliging heeft ten doel
a. 's vijands verkenning te verhinderen
b. tijdig te waarschuwen voor gevaar, zoodat men
A. T. V .30 zich daarop kan voorbereiden bv. inzonderheid
van beschieting met mitrailleurs, de nadering
van vliegtuigen, gasaanvallen, enz.;
c. tijd en ruimte te verschaffen voor eene doel
treffende groepeering van de compagnie voor
het gevecht
d. de uitvoering van de eigen plannen te helpen
verzekeren.
Beveiliging is dus voor elke afdeeling, welke niet
nauw aan andere afdeelingen is aangeleund, noodig,
onverschillig of zij verzamelt, op marsch of op het
gevechtsveld is, den toestand al dan niet kent.
Daarbij denken aan beveiliging naar alle zijden, dus
ook naar boven en zich niet op andere troepen
verlaten.
De aanwezigheid van eene algemeene gevechts-
A. T.V. 84/2/ beveiliging ten behoeve van het geheel, ontheft
eene troepenafdeeling nimmer van de op haar rus
tende plicht om zich tegen verrassing te vrijwaren.
Beveiliging naar voren is taak van de
G. V. I. 77. voorste sectie, daartoe worden verkenners uitgezon
den op 200 300 M.
De noodzaak om ook nog patrouilles uit te zen
den kan voorkomen.
Beveiliging op de flanken en in
den rug is de taak der volgende échelons, hier
dus 2de en 3de sectie. Hiervoor op het gevechtsveld
naast c. q. de verkenners gevechtspatrouilles bezigen.
Deze hebben dan een overeenkomstige taak als
flankpatrouilles gedurende een marsch. Maar
terwijl flankpatrouilles zelden uitgezonden kunnen
429