„ver zulks m o g e 1 ij k is, zonder nevenafdeelingen te hin deren. Teneinde te kunnen manoeuvreeren zal "hij steeds zorgen, dat zijn sectie in de diepte „geéchelonneerd blijft. (2) „De s. ct. doet het hem aangewezen gevechtsdoel in front „vasthouden door een deel zijner brigades en het door de overige „in de flank bedreigen. Flankbewegingen, leerde men vroeger, zijn op het gevecht'sveld uit den booze. 't Probleem wordt nog ingewikkelder, als men nagaat, wat het G. V. 1. zegt bij den aanval van het Regiment in punt 137. „In hooger verband optredende zal het regiment in onze ver houdingen als regel op één en zelfs op beide vleugels niet zijn „aangeleund. „Deze omstandigheid heeft ten gevolge, dat „de r. ct. bijna alt ij d gelegenheid heeft tot „manoeuvreere n." Hier heeft men des Pudels Kern. Het regiment heeft, door zijn niet aanleuning, de onmisbare ruimte voor de manoeuvre en kan dus manoeuvreeren. Onze gedachten, nog gehaakt aan de oude ideeën in het oude voorschrift, waren het daarmee absoluut eens. Hier hadden ze een houvast en kwam het manoeuvreeren en omvatten hen logisch voor. Pop en Hoogenboom nog eens opslaand, vinden wij „Ma- „noeuvreervormen dienen tot het verschuiven van gesloten troepen- „afdeelingen, op of nabij het gevechtsveld met een bepaald „tactisch doel en buiten 's vijands vuur. Buiten 'svijands vuur. Hier hebben we het tweede element, noodig om te kunnen manoeuvreeren. Terug redeneerend, moeten dus ook bij de manoeuvre voor de br. en s. dezelfde bestaansvoorwaarden te vinden zijn. De principes voor de manoeuvre oude stijl moeten dezelfde zijn, als voor de manoeuvre nieuwe stijl om dat vast te stellen en na te gaan, zullen wij, voor zooveel noodig, kort de verde diging in oogenschouw nemen en in verband daarmede den aanval, hiermede kpt. Waldemar-Pfeifer tot vriend houdend, die in zijn Gesichtspunkte für die Gefechtsausbildung der Infanterie in der Verteidigung und im Angriff, zegt: „Betrachtungen über das Gefecht mussen nach den Gesetzen der Logik stets mit der Verteidigung beginnen. Het ter verdediging ingerichte terrein vertoont in de voorste lijn geen aaneengesloten geheel: in de terreinstrooken, die de Cie Cten ter verdediging krijgen aangewezen, vormen de G.M. groepen de kernpunten der voorste lijn. De breedte en diepte der brigades kan 50 M. bedragen, waarbij de G.M. groep en de G. groep, ieder voor zich, als regel, vereenigd, een bepaalden afstand houden. 447

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 39