9 MAANDOVERZICHT.
De Indische defensie.
De stroom van beschouwingen over het weermachtsvraagstuk
in zijn vollen omvang, daaronder begrepen de reorganisatie van
het departement van marine, vloeit gestadig voort. Door deze
veelheid van geschriften wordt het inmiddels niet eenvoudiger
om een overzichtelijk geheel omtrent dit vraagstuk samen te
stellen. Niettemin zullen we in aansluiting op onze vorige be
schouwingen, daartoe een poging aanwenden.
We willen dan beginnen met het officieele gedeelte en memo-
reeren dat de Volksraad bij de thans plaats hebbende behande
ling van de begrooting 1927 aan dit vraagstuk de noodige
aandacht wijdde. Zoowel bij de algemeene beschouwingen als
bij Oorlog en Marine werd de defensie ter sprake gebracht.
Indirect geschiedde dit ook bij de Atjeh-interpellatie, waarbij
de Regeeringsgemachtigde voor Algemeene Zaken bij een be
schouwing naar aanleiding van de (te sterke bezuiniging op
het leger, de financieele zijde van het vraagstuk aanroerde.
Inmiddels zijn de beraadslagingen in den Volksraad nog niet
afgeloopen, zoodat het ons juister voorkomt de bespreking van
hetgeen het Indisch parlement aan wetenswaardigs op dit gebied
heeft opgeleverd tot een volgend overzicht uit te stellen. Wel
kan thans reeds worden medegedeeld, dat de Regeering in ver
band met de in de pers aangekondigde hangende plannen tot
instelling eener commissie voor de Indische defensie, te kennen
heeft gegeven thans niet principieel op dit vraagstuk te kunnen
ingaan, zoodat de belichting dus alleen van de zijde van den
Volksraad zal moeten komen.
In de pers werd bijzondere belangstelling gewijd aan het
standpunt dat door den inmiddels opnieuw opgetreden minister
van marine a.i. Lambooy wordt ingenomen ten aanzien van het
onlangs verschenen rapport van de commissie, ingesteld bij
Kon. Besluit van 24 Januari 1922 (Vlootcommissie), houdende
beschouwingen en conclusiën over de plannen tot reorganisatie
van het beheer der marine, over welk rapport in het Mei-nummer
van dit tijdschrift eenige beschouwingen werden gegeven.
Deze minister heeft aan de Tweede Kamer twee memoriën
doen toekomen, en wel
A. een beknopt overzicht van de opmerkingen waartoe de be
studeering van de beschouwingen en conclusiën over de plannen
460