den, om het leger zoowel tegen den I. V. als een eventueelen B. V. als 'een scherp geslepen zwaard te kunnen blijven hanteeren, ons uit de pen is gevloeid. Wij officieren zullen daarbij goed doen, niet te veel het oor te leenen aan buitenstaanders, welke zich tot taak hebben gesteld, om het leger te doen medegaan met den z. g. geest des tijds. Waartoe dit kan voeren, kan een ieder in eigen kring opmer ken en beoordeelen. Indien wij rechtvaardigheid, ridderlijkheid, humaniteit, streng heid en den vereischten zelftucht en zelfkennis blijven betrachten, zijn de opmerkingen en raadgevingen van buitenstaanders hoe goed bedoeld voor kennisgeving aan te nemen. Vooral hoede men zich voor insluiping van democratische be ginselen en opvattingen. Elk leger ons leger in het bijzonder als beroepsleger is vanwege zijn gezagsverhoudingen een bij uitstek autocratische instelling, welke vloekt met democratische beginselen en denkbeelden, die naar hun aard en toepassing de strekking hebben om te nivelleeren en den officier naar beneden te halen. Tot schade van het gezagsinstrument en van den Staat. 415

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 7