3. OVER EN UIT DEN WERKKRING VAN DEN CIVIEL EN
MILITAIR BESTUURDER
door
P. W. F. KANIESS,
Oud-kapitein der Maréchaussée.
II
De werkkring van den civiel en militair bestuurder regelt zich
zooals reeds gezegd, in de practijk van zelf. Is er nog daad
werkelijk verzet, dan eischt het militaire gedeelte van de functie
het meeste werk.
Wat is dat nu voor werk In de eerste plaats de zuivere
militaire actie met toepassing van de tactische beginselen waar
van de waarde door de practijk is aangetoond. Hieromtrent is reeds
het voornaamste medegedeeld in het in No 4 van dit tijdschrift,
jaargang '26, verschenen artikel „Klewangaanvallen enz." Gere
leveerd zij slechts, dat de hoofdvoorwaarde voor een succesvolle
actie is, steeds het initiatief aan zich te houden.
Hieraan moet steeds met taaie energie worden vastgehouden
en de offensieve actie niet eerder worden verzwakt of gestaakt,
alvorens de verzetspartij de kracht van onze wapens gevoeld
heeft en de geest van verzet geheel gebroken is.
Op deze actie behoort de civiel en militair bestuurder in die
periode zijn geheele werkkracht te concentreeren. Geen tijdver-
knoeiing en afleiding van energie door bestuurswerk te doen,
dat van later zorg kan zijn, zooals het invoeren der belasting,
het regelmatig vorderen van heerendiensten, het instellen van
burgerlijke rechtsspraak, stichten van scholen, enz., al is dit
nog zoo aanlokkelijk. Het is toch maar schijn, zoolang het
verzet nog niet is gebroken. Slechts die bestuurswerkzaamheden
behooren te worden verricht die de militaire actie dienen. Al het
andere is voorloopig prematuur.
Daar is in de eerste plaats de registratie der bevolking, die
voor het voeren der actie van groot belang is. Zij moet zoo
zorgvuldig mogelijk geschieden, het liefst door den civiel en mi
litair bestuurder zelf, maar in ieder geval door een officier.
De registratie biedt de beste gelegenheid, de hoofden, de
bevolking, haar instellingen, zeden en gebruiken te leeren kennen,
en tevens om het kaf van het koren te scheiden. Van de uitge
wekenen worden bij die gelegenheid lijsten aangelegd, en inlich
tingen ingewonnen en daarvan aanteekening gehouden, omtrent
416