hunne politieke beteekenis, hun gewoonten, familieverhoudin gen, bezittingen, wapens, enz., hetgeen voor een doelmatige actie van groote waarde is en het onvruchtbare patrouilleeren en ageeren te hooi en te gras voorkomt. Is de civiel en militair bestuurder van de familiebetrekkingen der uitgewekenen goed op de hoogte, dan kan hij gemakkelijk een en ander omtrent hun schuilplaatsen combineeren. Zoo kan hij tegen het einde der poeasa vrij zeker erop rekenen, de uitgewekenen in de nabijheid van hun familiebetrekkingen te vinden. Ook voor het geval, dat zij spoorloos verdwenen blijken te zijn en niets omtrent hen uitlekt, bestaat er veel kans, dat zij zich onder de hoede van hun bloedverwanten bevinden. Herhaald zij, dat een goede registratie onmisbaar is voor een behoorlijke actie. De kampoengpas is in den Atjeh-krijg het criterium geworden van onderwerping of niet-onderwerping aan het Ne- derlandsche Gezag. En dit niet alleen voor onze bestuursorganen, maar ook voor de bevolking. De kampoengpas heeft daardoor een beteekenis gekregen, die het oorspronkelijke doel voorbij streeft. Geregistreerden, die weer moslemin willen worden, verbranden op ceremonieele wijze eerst hunne kampoengpassen, hetgeen zij blijkbaar als hun oorlogsverklaring beschouwen. Unfair is dat niet. De patrouille-commandanten weten dan tenminste, waaraan zij zich te houden hebben. Een andere bestuurszorg van groote waarde voor de actie is het organiseeren en onderhouden van een goeden spionnendienst. De grootste behoedzaamheid behoort daarbij echter in acht te worden genomen. Spionnen, die zich zelf aanbieden, zonder dat plausibele redenen voor hun verraad, als wraakgevoel, enz., onderkend kunnen worden, zijn te wantrouwen. Van de diensten van goede spionnen zal als regel slechts één keer een nuttig gebruik gemaakt kunnen worden, en dan slechts door patrouille commandanten, die goed op de hoogte zijn van de verhoudingen in de betrokken streek. Dat zal dus in de eerste plaats de civiel en militair bestuurder in persoon behooren te zijn. Beroepsspionnen, van welke typen het patrouillegebied van Atjeh wemelt, zijn van nul en geener waarde. Hadden zij werkelijk ooit iets gepresteerd, dan zouden zij zeer zeker al vermoord zijn. Wat de onbetrouwbaarheid der spionnen en gidsen betreft is mij een episode uit mijn colonnetijd steeds in het geheugen gebleven. Van de Westkust van Atjeh komend had ik in 1909 in een der westelijke valleien van de Gajo-Loeos een bivak betrokken. Enkele dagen na de aankomst der colonne in die streek, meldde zich 's avonds bij mij een Atjeher, die het bericht bracht van een schuilplaats in het gebergte, waar een bende zich moest bevinden. Hij zou mij erheen geleiden en had reeds een kap in een boom 417

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 9