welke de aanval moet geschieden. Moet b ij uit
zondering daarvan worden afgezien, omdat het
b. v. niet wel mogelijk is die strook aan te geven,
dan moet een scherp aan te duiden lijn voor het
midden of een lijn van richting voor een vleugel
tot diep in den vijand loopende, worden vastgelegd.
Dit laatste geldt ook voor de grenzen van de aan-
valsstrook.
Vóór den oorlog golden gevechtsstrooken doel
matig hoogstens voor een regiment en hoogere
verbanden thans ook voor bataljons en compag
nieën. Waar regimenten en dergelijke verbanden
ten onzent niet bestonden wordt omtrent die strooken
weinig in onze literatuur aangetroffen. Als bezwaren
tegen het aangeven van strooken werd aangevoerd
dat de aanduiding in onoverzichtelijk terrein moei
lijkheden opleverde, dat men er niet steeds binnen
kon blijven, dat zij een zelfstandig handelen belem
merden omdat de aanvoerders er zich dikwijls aan
gebonden achtten. In den oorlog maakte men er
zeer veel gebruik van, vooral waar het aangeven van
de strooken een doeltreffend middel was gebleken
om de zoo noodlottige vermenging van
onderdeelen (grooter dan secties) te beperken
en om er toe mede te werken dat troepen in de
aangewezen strook blijven en zich niet laten ver
leiden (b. v. door in de nevenstrooken opgestelde
vijandelijke afdeelingen of door de terreinsgesteld
heid) om uit de aangewezen aanvalsrichting te wor-
worden getrokken.
Over dit laatste gevaar moet men h. 1.1. niet ge
ring denken. Regel is het dat een foutieve aanvals
richting wordt gekozen in sawahterrein wanneer de
aanvalsrichting niet loodrecht staat op de algemeene
G. V. I. 37 richting der dijkjes (vlak terrein) en trappen (berg-
terrein). Herhaaldelijk ziet men dit bij oefeningen
gebeuren. Daartegen moet ten strengste worden ge
waakt
Als verdere voordeelen worden genoemd: de vaste
strooken voorkomen de zoo nadeelige overdreven
frontuitbreiding, zijn tevens een waarborg voor de,
tot doorvoering van het gevecht zoo noodig geble
ken, opstelling in de diepte, zij vergemakkelijken
het uitgeven en overbrengen van bevelen alsmede
het onderhouden van het verband en de verbinding.
Natuurlijk mogen de grenzen geen barrières wor
den welke niet mogen worden overschreden.
492