afdeelingen des vijands welke stand houden in de
flank te bedreigen.
G. V. I. Hieruit blijkt dat de reserve dient om de vuur-
188/2/ linie op de noodig geachte sterkte te houden ge-
gedurende het terreinwinnen, al zal men daartoe
niet gauw overgaan (als regel zal men vermijden
de vuurlinie aan te vullen of te versterken) en in
het laatste gedeelte van den aanval tot versterking
van de stootkracht daar waar wordt binnengedron
gen, tot het steunen bij het doordringen in 's vijands
opstelling, hetzij in de diepte, hetzij in de breedte
(het laatste door bedreiging van de flanken van de
standhoudende vijandelijke afdeelingen) tot het opvan-
G.V. I. gen van tegenstooten, terwijl indiende compagnies-
94/3/ reserve zich bevindt op een niet aangeleunden
vleugel, deze moet worden beveiligd.
Voor het op de noodig geachte sterkte houden
van de vuurlinie is het noodig dat deelen van de
compagniesreserve kunnen worden ingezet op elke
plaats waar ze noodig zijn. Dit inzetten wordt des
te moeilijker naarmate de reserve verder van het
midden is verwijderd en hoe dichter de reserve bij
de vuurlinie is.
Bevindt zij zich achter een vleugel dan moet het
deel, dat zich naar den anderen vleugel moet begeven,
een flankbeweging maken, te moeilijker en gevaar
lijker naarmate de frontbreedte der compagnie grooter
is en naarmate de reserve dichter bij de vuurlinie is.
Vergeleken bij vroeger moet bij de grootere huidige
frontbreedte de reserve dus verder achterblijven; men
krijgt derhalve grooter diepteopstelling dan voorheen.
Tot versterking van de stootkracht bij het binnen
dringen, tot steun bij het doordringen, tot het
opvangen van tegenstooten is het noodig dat de
reserve bij de hand is, dus kort achter de troepen
in de vuurlinie volgt. Dit laatste zal eerst geschieden
wanneer de toestand zich wat duidelijker heeft
geteekend, wanneer de zwakke plek is gevonden.
Voordien blijft de reserve op verderen afstand, terwijl
naarmate de zwakke plek zich teekent en daarmede
de afstand tot den vijand kleiner wordt, de opstelling
in de diepte zal afnemen.
Bij het beoordeelen van de noodzakelijkheid om
de vuurlinie op de noodig geachte sterkte te houden
moet er rekening mede worden gehouden dat
brigades in haar geheel dienen ter vervanging
van brigades wier vuurkracht is uitgeput, dat eene
brigade eerst dan haar vuurkracht heeft ingeboet,
497