moet op een afstand van ten minste 8 K.M. zichtbaar zijn.
b. Aan de rechterzijde een groen licht, dat zoodanig is inge
richt, dat het onafgebroken schijnt in een sector, begrensd
door twee verticale vlakken, waarvan het eene recht naar
voren is gericht en het andere daarmede een hoek maakt
van 1101, gemeten van vooruit naar de rechterzijde. Dit licht
moet op een afstand van ten minste 5 K.M. zichtbaar zijn.
c. Aan de linkerzijde een rood licht, (verder sub b.).
d. De onder i en c van deze paragraaf genoemde zijdelich-
ten moeten zoodanig bevestigd zijn, dat het groene licht
niet links en het roode licht niet rechts van het vliegtuig
zichtbaar is.
e. Aan de achterzijde een zoo ver mogelijk naar achteren ge
plaatst wit licht, zoodanig ingericht, dat het onafgebroken
recht naar achteren schijnt in een sector met een hoek van
140°, welke hoek wordt middendoor gedeeld door het verti
cale vlak door de lengte-as van het vliegtuig.
Dit licht moet op een afstand van ten minste 5 K. M.
zichtbaar zijn.
Indien een der genoemde lichten, om te voldoen aan de
hierboven gestelde voorwaarden, door meerdere lichten moet
worden vervangen, behoort de zichtbaarheid van elk van de
laatstbedoelde lichten zoodanig te worden beperkt, dat niet
meer dan één daarvan vanuit een punt zichtbaar is.
3. De bepalingen betreffende de door vliegtuigen te voeren
lichten gelden, onder inachtneming van eenige wijzigingen, ook
ten aanzien van luchtschepen.
IV. De eischen, te stellen aan:
A. Het personeel.
Het personeel is te onderscheiden in het vliegend personeel
en het grond personeeleen eerste eisch is dat al het personeel
grondig bekend is met den geheelen gang van zaken op een
vliegterrein voor het vliegen bij duisternis en voor wat zijn taak
betreft uitmuntend is geoefend, opdat het zelfs zonder behulp van
licht zijn werkzaamheden zal kunnen vervullen.
Een vliegenier zal bovendien nog moeten voldoen aan de
navolgende eischen
1. Een goed vliegenier zijn bij daglicht en bij overlandvluchten
uitmuntend den weg kunnen vinden.
2. Zijn vliegtuig en motor door en door kennen en geheel
vertrouwd zijn met de plaatsing en het gebruik van de in het
vliegtuig aanwezige besturingsorganen, instrumenten, sein- en
hulpmiddelen.
3. Scherp kunnen zien in de duisternis.
4. Volledig op de hoogte zijn omtrent de regelen der lucht-
navigatie.
5. Ondervinding hebben van het vliegen bij duisternis.
522