Gedurende mistige maannachten hinderen de weer schijn en weerspiegelingen van het maanlicht in de mistlaag in hooge mate de waarneming. Het schijnt of men vliegt op een soort witachtigen damp onder welken de grond verdwijnt, en men is verplicht zich te plaatsen tusschen de maan en de punten van oriënteering om met moeite den te volgen weg te kunnen waarnemen. Gedurende duistere niet mistige nachten ziet men nog alleen voldoende indien men verticaal naar beneden kijkt. Eveneens is men, bij het ontbreken van een aangeven van den weg door vuren of lichten, verplicht zijn weg, bij wijze van spreken, pas voor pas, herkenningspunt voor herkenningspunt, met de grootste oplettendheid te volgen. Het is dan verkieslijk zeer laag te vliegen en nauwkeurig de omtrekken van bosschen en de kronkelingen van wegen te volgen, liever dan deze af te snijden om een korteren weg te maken. Gedurende mistige duistere nachten is de zichtbaar heid zoodanig beperkt dat het niet anders mogelijk is te vliegen dan met behulp van lichtgevende herkenningspunten en kunnen bijv. niet anders dan verlichte doelen worden gebombardeerd; daarom moeten gedurende dergelijke nachten luchtexpedities in beginsel vermeden worden. Resumeerende moet, bij het nachtvliegen, vooral onderscheid worden gemaakt tusschen niet mistige en mistige nachten. Gedu rende niet mistige nachten, met of zonder maan, zelfs bij be trokken weer of bedekte lucht, mits de wolken voldoende hoog zijn, kan men altijd vliegen. Gedurende mistige nachten moet men niet anders dan in geval van noodzaak vliegen. Men kan gemakkelijk verdwalen. Indien men verdwaalt moet men hooger stijgen om den cirkel van zichtbaarheid te vergrooten; lichtge vende vnurpijlen zijn nutteloos. Zij verlichten de mist en niet de aardoppervlakte, welke zich daaronder bevindt. De mist welke de aardoppervlakte bedekt als een ondoor schijnende laag is een van de grootste gevaren voor het nacht- vliegen. Het is van tijd tot tijd voorgekomen dat, nadat vliegtuigen op expeditie waren vertrokken bij bedekte lucht, maar helder weer, de lucht opklaarde en zeer helder werd, maar de aarde plotseling, bijna onmiddellijk daarop, bedekt werd door een ondoorzichtige grondmistlaag. In zulk een geval dienen speciale maatregelen te worden getroffen bijv. vuurpijlen om de vliegtuigen hun terrein te kunnen doen terugvinden. Langs radiografischen weg kan dan gelast worden een ander terrein op te zoeken. De veiligheid eischt dan ook bij het maken van over- landvluchten de inrichting van minstens 2 bezette stations, welke zoo ver van elkaar af liggen, dat aangenomen kan worden dat de atmosferische gesteldheid op een zelfde tijdstip niet dezelfde is. 528

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 48