m 5. OVER EN UIT DEN WERKKRING VAN DEN CIVIEL EN MILITAIR BESTUURDER door P. W. F. KANIESS Oud-kapitein der Maréchaussée. Is in het bestuurde gebied door de militaire actie, gesteund door bestuursmaatregelen, een toestand van orde en rust verkregen, dan komt, zooals aan het slot van het vorige artikel is gezegd, de moeilijke periode gedurende welke het de meest urgente taak van den civiel en militair bestuurder is dezen toestand te hand haven en te bevestigen. Hoe lang dit nog nummer één van het bestuursprogramma behoort te zijn, hangt af van de algemeene mentaliteit van de bevolking, de ordening van de adatgemeenschappen en de meer of mindere geïsoleerdheid van het te besturen gebied met de daaraan gepaard gaande mogelijkheden tot een vlugge economi sche ontwikkeling. Gedurende deze periode begint de bestuurstaak meer en meer op den voorgrond te komen. Voorde militaire actie is geen tast baar object meer. De bendes zijn vernietigd en de uitgewekenen hebben zich gemeld; uiterlijke teekenen van verzet zijn verdwenen. Het initiatief berust nu bij het bestuur, dat met de grootste zorg de stroomingen onder de bevolking dient gade te slaan en moet aanvoelen, of er iets gaande is. De troep kan slechts nog pieventief werken en moet een afwachtende houding aanemen maar paraat blijven. Want het is niet te verwachten, dat de mentaliteit, die het fanatieke en langdurige verzet kenmerkte, eensklaps veranderd zou zijn. Op rustverstoringen, die allicht tot verzetsbewegingen zouden kunnen uitgroeien, dient steeds te worden gerekend alles moet in het werk worden gesteld om deze in de geboorte te verstikken. Daartoe is een nauw contact tusschen bestuur en troepencommando juist in deze periode noodig, hetgeen door het civiel en mititair bestuur in één hand te leggen het best ge waarborgd wordt. Omtrent de vraag op welke wijze en in welke mate in dezen tijd van den troep gebruik moet worden gemaakt, zijn de op vattingen nog al verschillend geweest. Eenerzijds was men de meening toegedaan, dat voortdurend nog in de kampongs gepa trouilleerd moest worden; dat militair optreden ook bij zuiver bestuurswerk, als toezicht bij heerendiensten, schoonmaken van kampongs, doorvoering van hygiënische maatregelen, innen van 532

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 52