537 De deskundigen, die daartegen in woord en geschrift te velde trokken, vervulden daarmede een dure plicht. De schrijver heeft zijn onderwerp verdeeld in 2 hoofdpunten nl.: „wat is de doelstelling van onze weermacht in Indië?" en „hoe moet die weermacht daarvoor worden samengesteld Omtrent het eerste punt zegt de schrijver: „De doelstelling van onze weermacht in Indië dient nauw verband te houden met onze politieke aspiraties. Deze vinden hunne uiting in de bij ons buiten- landsch beleid gebruikelijke uitdrukking, zelfstandigheidspolitiek, d. w. z. een politiek, die gericht is op afzijdigheid in een tusschen andere mogendheden uitgebroken conflict, die vrij is van bondgenootschappen en agressieve be doelingen, eene politiek, die den wensch te kennen geeft, zich buiten het con flict te houden. Om ons buiten het conflict te houden, is noodig een krachtige neutraliteits- handhaving, welke ons baas doet blijven in eigenhuis. In deze beide woorden: krachtige neutraliteitshandhaving ligt eigenlijk alles opgesloten, wat in het eerste stadium van het conflict redelijkerwijze van ons kan worden verlangd en mag worden verwacht. Wij moeten dus beschikken over organen, die trachten neutraliteitsschendingen te voorkomen, om indien dit niet is gelukt krachtdadig op te treden dus ook op te kunnen treden tegen den schender van onze neutraliteit. Is deze schending van dusdanig ernstigen aard, dat wij daardoor in den oorlog worden betrokken, dan moeten deze organen ook kunnen vechten tegen den ons tegen wil en dank opgedrongen tegenstander. Slechts indien aan deze voorwaarde wordt voldaan, zal onze weermacht de preventieve wer king uitoefenen, welke wij van haar verlangen. Zonder gevechtswaardige organen geen preventieve werking. De belligerenten moeten weten, dat wij ons krachtig zullen verzetten en dat wij ook over de organen beschikken, welke een krachtig verzet mogelijk maken. Zij moeten zich bewust zijn van het feit, dat zij hunne krachtsinspanning om den oorlog te winnen, belangrijk zullen moeten opvoeren ingeval zij ons tot tegenstander maken." Tegen deze algemeen gestelde omschrijving hebben wij geen bedenkingen, al zou uit de 3e geciteerde zinsnede reeds eenigszins kunnen worden op gemaakt, dat nadere preciseering van de te verwachten neutraliteitsschendingen zal leiden tot het hiervoren reeds vermelde verschil in het standpunt van leger en vloot. Alvorens hierop nader in te gaan, moeten we nog wijzen op de omstan digheid, dat de juist gebezigde omschrijving van de doelstelling nog slechts be trekking heeft op het eerste stadium van een mogelijk pacific-conflict en dat de schrijver daarnaast ook nog een tweede stadium onderkent. Wordt nl. onze neutraliteit zoo ernstig geschonden, dat wij in den oorlog worden betrokken, dan gaat het eerste stadium van het conflict over in een tweede. Vanaf dat oogenblik zijn wij automatisch in den bondgenootschap- pelijken oorlog gestort. Op ons rust dan de plicht onzen bondgenoot naar ons beste vermogen bij te staan. Tegen deze redevoering hebben wij uiteraard geen bezwaar. Iets anders wordt het echter, wanneer de schrijver zegt, dat deze plicht op de beste wijze wordt vervuld, „indien de organen, welke in het eerste stadium van het conflict zorgden voor een krachtige neutraliteitshandhaving, tevens pas sen in de nieuwe doelstelling tijdens het tweede tijdperkhet voeren van den bondgenootschappelijken oorlog." Dit lijkt ons een hinken op twee gedachten. Natuurlijk zullen wij, zoodra wij eenmaal partij in een pacificconflict zijn, naar ons beste vermogen met onzen bondgenoot of bondgenooten moeten samenwerken tot het alsdan gezamenlijke doel, het bereiken van een goeden einduitslag. Wij zullen daarbij, indachtig aan de lessen, die de krijgsgeschiedenis

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 57