538 ons met betrekking tot den bondgenootschappelijken oorlog heeft geleerd het gemeenschappelijke belang moeten vooropstellen en dit, met terzijdestelling van liet dan secundaire eigenbelangzoo goed mogelijk moeten dienen. Maar we achten het een verkeerde gedragslijn om bij de samenstelling van onze weermacht met de behoeften voor dit tweede stadium rekening te hou den, aangezien daardoor de aandacht van de hoofdzaak, het voeren eener doel bewuste zelfstandigheidspolitiek, wordt afgeleid. Nu komt dit bezwaar in het stelsel van den heer Helfrich niet zoo zeer tot uiting, omdat bij de door hem gewenschte samenstelling van de vloot, het z.g. 2e stadium geen bijzondere, afwijkende eischen stelt. Maar indien deze vloot noodgedwongen eens op een engeren financieelen grondslag zou moeten worden opgebouwd, zou dit wel het geval kunnen zijn en het is daarom dat wij in beginsel den invloed van dit tweede stadium op de samenstelling van onze weermacht onvoorwaardelijk moeten afwijzen. De schrijver gaat dan over tot de beschouwing van de vraag, op welke wijze onze weermacht dient te worden samengesteld, en onderzoekt daarvoor welke gevaren ons in den Pacific kunnen bedreigen. Hij zegt o. m. „Reeds spoedig na het uitbreken van den oorlog kunnen de wateren van ons Indië en hoogstwaarschijnlijk voornamelijk het westelijk gedeelte het tooneel worden van maritieme actie, met alle daaraan voor ons verbonden bezwaren van neutraliteitsschending. Geregeld afzoeken van en patrouilleeren in de meest bedreigde zones is voor den handhaver van de neutraliteit een eerste plicht. Het orgaan daarvoor moet zijn bewegelijkdat orgaan kan niet anders zijn dan de vloot. Er zijn punten, waarvan het belang zóó duidelijk is, dat zij dadelijk onze volle aandacht hebben. Dit zijn de met den vinger aan te wijzen kritieke punten, zooals de heer Boerstra hen noemt, doch daarnaast zijn er onnoemlijk vele punten, waarvan het belang in vredestijd niet zoo in het oog springt, doch die in oorlogstijd kritiek kunnen worden. Eene constante bewaking echter van den geheelen archipel is ook voor eene vloot onmogelijk. In dit zoo uitgestrekte gebied zou zelfs een zeer machtige vloot onmogelijk alle punten permanent kunnen bewaken. Daarom moet op de meest belangrijke punten permanente bewaking aanwezig zijn in den vorm van eene bezettinggesteund door kustbatterijen. Zonder vloot kan niet worden voldaan aan de eischen, welke ik hiervoor aan krachtige neutraliteitshandhaving in den geheelen archipel stelde. De permanente bezetting door het leger van de belangrijkste punten verge makkelijkt de taak der vloot, schenkt aan de vloot de zoo gewenschte vrijheid van beweging. De combinatie van beide deelen der weermacht brengt de beste neutraliteits handhaving, welke wij kunnen verlangen." Tot zoover de heer Helfrich. Hier tegenover stellen we het standpunt van den heer Boerstra, dat zou kunnen blijken uit de volgende aanhalingen „Ons geval is dat van een eilandenrijk, gelegen in het stormcentrum van een Pacific-conflict. Een eilandenrijk met, als gevolg van zijn ligging en geografische gesteldheid, punten aan den wal, welke voor een scheepsmacht, die in deze wateren ver van eigen basis wil opereeren, van onschatbare waarde zijn bij het voeren van zijn actievoorts zijn er punten in gelegen- sommige zeer blootgestelde welke uithoofde van de aldaar aanwezige voorraden voor de oorlogvoering van overheerschende beteekenis kunnen Men vergelijke ook het desbetreffend artikel in het Juli-nummer van dit tijdschrift.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 58