541
b neutraliteitshandhaving,
c deelnemen aan een gezamenlijke actie,
d handhaving van het gezag binnenslands onder alle omstandigheden.
Aangezien de conferentie van Washington h. i. voor de eerstvolgende jaren
een gunstiger politieke atmosfeer schept, behoeft men voor de eerste jaren
niet meer allereerst te denken aan het afslaan van een rechtstreekschen aanval,
met veroveringsdoeleinden ondernomen, maar treedt het handhaven van de
neutraliteit in een tusschen derden uitgebroken oorlog meer op den
voorgrond. Daartoe is een weliswaar klein, doch volledig geoutilleerd en
zeer mobiel veldleger op Java noodig. Van dit veldleger is het
hoofdwapen, de Infanterie, in verband met de politioneele taak van het leger,
grootendeels reeds op Java aanwezig. Door een verdere omlijsting met
voldoende bijwapens moet bedoeld veldleger op economische wijze worden
gevormd en tot een organisatorisch geheel worden uitgebreid."
Den aandachtigen lezer van het onlangs verschenen Wetenschappelijk
Jaarbericht der Indische Krijgskundige Vereeniging zal het zeker niet ontgaan
zijn, dat het bovenstaande vrijwel woordelijk ontleend is aan de daarin
voorkomende bijdrage over de maritieme defensie van Nederlandsch-lndië
van de hand van den Luit. ter zee le klasse E. A. Vreede.
We hebben wel eenig bezwaar tegen dit uitgangspunt.
In de eerste plaats gelooven we niet aan de gunstiger politieke atmosfeer
van Washington, waardoor voor de eerstvolgende jaren niet meer gerekend
zou behoeven te worden op een rechtstreekschen aanval.
Naar onze meening zal men verstandig doen om wèl op een zoodanigen
aanval te rekenen, ook in de eerstkomende jaren.
Verder onderkennen we in den eisch „deelnemen aan een gemeenschap
pelijke actie" de hiervoren bij de bespreking van het artikel van den heer
Heifrich reeds vermelde verplichting om ook een taak te vervullen bij den
bondgenootschappelijken oorlog. Zooals we tevoren reeds aangaven zouden
we er bepaaldelijk bezwaar tegen hebben als deze factor van invloed zou
zijn op de samenstelling van onze weermacht, aangezien daardoor de aandacht
van de hoofdzaak, het voeren eener doelbewuste zelfstandigheidspolitiek, zou
worden afgeleid.
Het afdeelingsverslag gaat voort met het citeeren van den heer Vreede door
op het voorgaande te doen volgen:
„Het belang van enkele bepaalde plaatsen in den Archipel voor de oorlog
voering ter zee vergroot de kans, dat een der oorlogvoerenden onze neu
traliteit schendt, ten einde zelf in het bezit van een der havens te geraken
of om het bezit daarvan aan den anderen oorlogvoerende te betwisten. Deze
neutraliteitsschendingen moeten door de aanwezigheid van strijdkrachten van
Leger en Marine worden voorkomen. Mitsdien is het h. i. noodzakelijk, dat
reeds in vredestijd eene troepenbezetting in genoemde plaatsen wordt gelegd
en de geschutbewapening wordt gereed gesteld, noodig om deze plaatsen zoo
lang vast te houden als door de omstandigheden van het oogenblik wordt
geëischt."
Op zich zelf klinkt dit zeer bevredigend.
Men houde bij de beoordeeling van deze aanhaling echter wel in het oog,
dat de heer Vreede van meening is dat, behoudens de hier bedoelde enkele
punten, ook alle mogelijke andere punten in den archipel kritiek kunnen wor
den, zoodat krachtige neutraliteitshandhaving ook van al die andere punten
door hem gewenscht wordt geacht. We vermoeden, dat het aangehaalde ge
deelte uit het afdeelingsverslag eene instemming inhoudt met het standpunt van
den heer Vreede, zij het dan ook, dat zulks daaruit niet bepaaldelijk is te
lezen. Overeenstemming tnsschen deze aanhaling en bijv. het ter zake geldend
standpunt van den heer Boerstra kan dan allerminst worden geconstateerd.
In aansluiting met hetgeen we in den aanvang van dit overzicht schreven
heeft dan ook dit gedeelte van het Afdeelingsverslag, in verband met de daar
aan verbonden consequentie, geenszins onze instemming. We zijn hier weer
beland bij de strijdvraag enkele of vele en moeten constateeren, dat hoewel