2. EENE TACTISCHE REGLEMENTENSTUDIE BETREF FENDE DE COMPAGNIE EN DE SECTIE door A. VAN DE WATER. III. III. De verdere aanval van de compagnie in eerste linie. Vervolg) Het infanterievuur. Terwijl de compagnie terrein wint, zal het op G. V. I. een zeker oogenblik noodig kunnen zijn om ook 44/2/ met de mitrailleurs het vuur te openen. 12/1/ Zulks kan geschieden van af de middelbare af- 31standen (1200 M.) bij voorkeur echter van af de lagere middelbare (800500 M.) en kleine afstanden (500 M.) met het oog op de geboden zuinigheid met de munitie, in elk geval zoo laat mogelijk en alleen bij noodzakelijkheid het mitrailleurvuur moet waar doenlijk verrassend zijn er. zoo snel van uitwerking wezen dat de tegenstander zich niet aan den vuur- overval kan onttrekken. Binnen de gestelde gren- 44/1/ zen wordt dit vuur eerst geopend wanneer ongeveer het oogenblik is aangebroken dat de artillerie alleen het terreinwinnen niet meer voldoende kan steunen. Hetzelfde geldt voor de geweermitrailleurs G. V. 1. binnen den gestelden eisch dat deze als regel slechts 44/3/ worden gebezigd op afstanden van ten hoogste 500 M. (kleine afstanden). De geweermitrailleurs voeren den vuurstrijd op die afstanden in vereeniging met de geweergroepen. Wanneer het vuur van de artillerie, de mitrail leurs en de geweermitrailleurs ontoereikend is moeten de geweergroepen met gezamenlijk vuur te hulp komen. Dit kan dus worden afge geven op als regel ten hoogste 500 M. 17/2/ Het dient mede om den vijand zoodanig te be- invloeden, dat zijn vuur de beweging der eigen infanterie zoo min mogelijk hindert, dient dus ook om de voorwaartsche beweging mogelijk te doen worden. 569

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 17