en sectiecommandanten er zeer veel toe bijdragen dat het lagere personeel een juist besluit neemt, G.V.I. door er voor te zorgen dat de onderlinge samen- 99/2/ werking der verschillende onderdeelen is verzekerd 80/3/ en dat de brigadecommandanten weten wat het aan- 75 valsdoel van elke brigade is, alsmede het aanvals doel van de nevenafdeelingen en welke steun van mitrailleurs zal worden ontvangen. Vooral dienen de resultaten van de terreinverkenning der sectie commandanten te worden bekendgemaakt.. Verder moet elk soldaat weten wat voor het onder- deel waartoe hij behoort als gevechtsdoel geldt. De stormaanval is de laatste sprong, welke R.I. de manschappen tot in de vijandelijke opstelling 254. brengt. Deze wordt ondernomen zoodra de hevigheid van het vijandelijk vuur zoodanig vermindert, dat het mogelijk schijnt den afstand tot den vijand in een sprong te doorloopendeze afstand mag echter niet meer dan 100 a 50 M. bedragen. Voor dien en op grooteren afstand mag dus niet worden gestormd. Uit hetgeen de compagniescommandant waarneemt of verneemt van het vijandelijk vuur en het eigen G.V.I. vuur, uit de mededeelingen der sectiecommandanten 85. betreffende het verloop van den strijd, de bizonder- heden omtrent den vijanden het ierrein, de ontdekte voor hem geldende zwakke punten, krijgt hij gelei delijk een indruk van wat voor hem wordt „het zwakke punt" of „de zwakke punten" in die richting begint hij zijn reserve reeds zoo geleidelijk aan te verplaatsen, dus niet naar die plaatsen waar de vijand sterker dan elders blijkt te zijn. G.V.I. Hij doet van die zwakke punten mededeeling aan 46/3/ den bataljonscommandant die in vele gevallen even tueel nog beschikbare mitrailleurs te zijner beschik king zal stellen. Die zwakke punten worden de brandpunten van den strijd. Daarop doet hij het vuur van zijne mitrailleurs richten en daarop vestigt hij (via den bataljonscommandant) de aandacht van de ondersteunende artillerie. G.V.I. Bemerkt hij dat enkele brigades tot den störm- 107/1/ aanval overgaan en dat de vijand begint te wijken, dan zal hij zonder aarzelen met zijne nog beschik bare eenheden de stormende brigades steunen. In den bewegingsoorlog zal het binnendringen zelden door de compagnie in haar geheel ge schieden. Er wordt overal door gestormd, waar uit zicht op succes bestaat. De compagniescommandant zelf moet zoover naar voren gaan als de verbinding 576

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 24