Waar bij de vredesoefeningen, zoodra de afstand
tot den vijand 25M. is geworden, moet worden halt
gehouden, ten einde het handgemeen te voorkomen,
moet van die gelegenheid gebruik worden gemaakt
om de manschappen door eene korte bespreking op
de hoogte te brengen van hetgeen in werkelijkheid
verder zou zijn gebeurd, om daarna de oefening
voort te zetten, beginnende met hetgeen na het hand
gemeen en op de alsdan ingenomen plaatsen zou
zijn geschied. De voor de ensceneering van de voorste
verdedigingslijn des vijands gebezigde troepen kun
nen in den tusschentijd voor de ensceneering van
diens opstelling in de diepte worden aangewend.
Wellicht nog meer dan bij het binnendringen zal
bij het doordringen ijzeren vastberadenheid van de.
lagere aanvoerders (compagnies-, sectie- en brigade
commandanten) noodig zijn om het moment van in
zinking, een gevolg van vermoeienis, van geleden
verliezen, van voldaanheid over het behaalde succes,
te overwinnen. De lagere aanvoerders in de eerste
linie mogen niet schromen om op die punten, waar
zij succes hebben, alle krachten in te zetten; zij
moeten er op vertrouwen, dat de hoogere aanvoer
ders wel maatregelen zullen nemen om tijdig de
reserves te doen oprukken om met mogelijk nog
standhoudende vijanden af te rekenen en de
doorgedrongen afdeelingen te steunen.
De persoonlijke invloed van den compagniescom
mandant kan van doorslaggevenden aard zijn.
Niet verder doordringen mag slechts voorkomen
in geval van vijandelijke tegenaanvallen, van eigen
zwakte, van den toestand van den troep, dus van
tijdelijken aard zijn.
Doet de vijand een tegenaanval dan zullen de
troepen in voorste lijn het veroverde terrein hard
nekkig verdedigen en daartoe zoo noodig alle te
hunner beschikking staande automatische wapens
doen oprukken.
Heeft de vijandelijke tegenaanval op enkele punten
succes, dan mag dit geen reden zijn voor afdeelingen,
welke stand kunnen houden, om terug te gaan.
Een ieder klampt zich vast aan den bodem, om
singeling mag geen invloed hebben, alles houdt stand.
Zijn de redenen, dat niet verder kan worden door
gedrongen, niet meer aanwezig, dan moet wederom
vastberaden worden opgerukt.
Natuurlijk bestaan ook hier grenzen, b. v. in ver
band met het niet doordringen aan beide zijden