gebergte, enz. Men bedenke steeds, dat een wijziging in het
rechtsgevoel van een volk niet sprongsgewijze maar slechts
geleidelijk plaats kan hebben.
De organisatie van de inheemsche rechtspraak en de proces
gang houden met dit beginsel rekening.
Er is een tweeledige organisatie, eenerzijds rechtbanken en
andererzijds alleen-sprekende rechters.
De rechtbanken bestaan uit ten minste drie inheemsche leden,
waaronder het betr. hoofd, den inlandschen officier van justitie
en den mohammedaanschen schriftgeleerde, beide laatstgenoemde
als adviseurs. In Atjeh en Onderh. is in elke onderafdeeling een
inheemsche rechtbank, moesapat genoemd, gevestigd. Zij wordt
voorgezeten door den bestuurder der onderafdeeling. Deze heeft
slechts een raadgevende stem.
Als alleen-sprekende rechters fungeeren de betr. hoofden. Hun
rechtspraak wordt uitgeoefend in overleg met en in tegenwoor
digheid van den bestuurder van het ressort.
Bij ondervinding is mij gebleken, dat het aanbeveling verdient,
zoowel in de functie van voorzitter der rechtbank, als in die van
leidsman van den alleen-sprekenden rechter, weliswaar de leiding
bij het onderzoek en in de raadskamer stevig in de hand te
houden, maar bij de beraadslaging zoo min mogelijk te trachten
zijn eigen gevoelen aan de inheemsche rechters te willen opdringen,
vooral wanneer men de adat van de bevolking nog niet voldoende
kent en aanvoelt. Het geding worde zooveel mogelijk eenvoudig
gehouden, met vermijding van allen omhaal van onnoodige forma
liteiten. Zoo het eenigszins mogelijk is, bezige men de landstaal. De
inheemsche rechter spreekt recht op overtuiging. Een wettelijk bewijs
is niet vereischt, redenen reeds voor den westerschen bestuurder
om zich bij de beraadslaging te beperken.
Hij wake voornamelijk tegen willekeur, partijdigheid en corruptie
der inheemsche rechters, tegen de toepassing van een adatrecht,
dat indruischt tegen de beginselen van de beschaving, en zorge,
dat zooveel mogelijk bij het beoordeelen van strafschuldigheid
en het toemeten van straffen de normen van het wetboek van
strafrecht in acht worden genomen.
Tusschen de uitersten, het angstvallig blijven kleven aan oude adat
regelingen, waardoor de vooruitgang van een volk en een landstreek
wordt belemmerd, en een al te plotselinge toepassing van wester-
sche rechtsopvattingen kieze de leider der inheemsche rechtspraak
den middenweg, die rekening houdt met het meer of minder
snelle tempo, waarin een onder ons gezag gestelde landstreek
zich ontwikkelt.
In elk geval echter, hierop zij aan het slot van dit artikel met
nadruk gewezen, behoort de rechtspraak in pas gepacificeerde
landstreken, in het belang van orde en rust zoodanig te worden
geregeld en toegepast, dat het zoogenaamde wraakrecht zoo spoe
dig mogelijk tot het verleden behoort.
605