609 Wenscht men aldus de schrijver het begrip staatsmarine niet te doen worden tot een holle frase, dan moet dit zeegaande materieel een machts instrument blijven in handen van de Nederlandsche Regeering, dan mag het beroepspersoneel niet in zijn geheel worden gesplitst in Indisch en Nederlandsch personeel, dan moet het maritiem defensiebeleid in eerste instantie blijven berusten 'bij de Regeering in Nederland. Uitgangspunt bij de vaststelling van sterkte en samenstelling van de Vloot dient te zijn, dat het zeegaand materieel, het operatief orgaan van de Nederlandsche Regeering, waar ook ter wereld moet kunnen worden gebruikt om de Nederlandsche belangen van het geheele Rijk Nederland en Indië samen te dienen. Dit operatief orgaan zal ten deele gestationneerd moeten worden in Indië, ten deele in Nederland. Het grootste gedeelte zal daarheen worden gezonden, waar de aanwezigheid, in verband met omstandigheden van internationaal- politieken aard, het noodzakelijkst is. Dat deel, hetwelk in Indië dienst doet, moet blijven „Nederlandsch eskader in Indië". Oppervlakkig geoordeeld moge van de aangehaalde zinsneden eenige bekoring uitgaan, een diepere beschouwing en verdere bestudeering van de brochure leidt er toe om daarin het geheele complex van gevoelsoverwegingen te onderkennen dat om met Marin te spreken reeds zoo vaak bij de beschouwingen over de splitsing, de plaats van argumenten heeft moeten innemen. Men leze hierin vooral geen bedekt verwijt aan den schrijver, integendeel hier is zeker een woord van waardeering op zijn plaats voor de uiterst objec tieve en zaakkundige wijze, waarop hij de stof, die noodig is om zich in deze aangelegenheid een goed en zelfstandig oordeel te vormen, behandelt. Het is juist deze duidelijke uitéénzetting die ons weer versterkt heeft in de reeds meermalen uitgesproken opinie, dat de Marine gesplitst moet worden in een Indisch deel en een Nederlandsch deel en dat de speciaal door de Marine zoo sterk gepropageerde éénheid in de Staatsmarine slechts berust op kunstmatige en zwakke banden tusschen het Indische en Hol- landsche deelbanden, die niet bestand zijn tegen de eischen, door de nuchtere practijk te stellen. We zullen voor deze conclusie iets dieper op het artikel ingaan. Uit een defensieoogpunt verdeelt de schrijver het materieel van de zeemacht in drie deelen nl. le het materieel bestemd voor de plaatselijke verdediging in Nederland, 2e het materieel voor de plaatselijke verdediging in Ned.-Indië en 3e het materieel, vormende de zeegaande vloot of het operatief orgaan. Het onder le genoemde materieel is geheel afwijkend van dat, bedoeld onder 2everband tusschen beide locale verdedigingen bestaat er niet, zoo dat in deze onderverdeeling alleen reeds een onafwijsbaar argument vóór de splitsing ligt opgesloten. We zouden hierop niet verder behoeven in te gaan, indien we het niet de moeite waard oordeelden om aan de beschouwingen over het materieel voor de locale verdediging in Indië eenige meerdere aan dacht te wijden. Met groote instemming onderkennen we daarin een streven tot een logische en economische organisatie van deze verdediging, hetgeen tot gevolg zal heb ben, dat aan de niet locaal gebonden middelen in schrijvers gedachten- gang het operatieve orgaan meer zorg kan worden besteed. Schrijver acht het noodzakelijk bij aanbouw en aanschaffing van materieel voor plaatselijke verdediging, d. i. secundair materieel, de noodige spaarzaam heid te betrachten. „Bij de inrichting van de verdediging, waar ook, worde er terdege rekening mede gehouden, dat het wenschelijk is zoo weinig moge lijk drijvend materieel daarbij te benutten. Tevens dient in het oog gehouden, dat zooveel mogelijk ook worde benut voorhanden materieel, b. v, van de óouvernements-marine, dat bij mobilisatie

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 57