611 Hiermede zijn we weer aangeland in de sfeer van gevoelsoverwegingen, en tweederangs motieven, waardoor de aandacht van de hoofdzaak wordt afgeleid. Men stelle toch allereerst de vraag „waar gaat het om Het antwoord daarop zal moeten luiden „eene bevredigende oplossing van het weermachts- vraagstuk." Daarop zij alle aandacht geconcentreerd, de bijzaken komen dan later wel aan de orde. Van hoeveel belang vlagvertoon ook moge zijn, de defensietaak blijve nummer een. Wanneer voor een goede organisatie van de defensie de splitsing noodig is en voor vlagvertoon eene Staatsmarine juister wordt geacht, dan dient eerst genoemde overweging den doorslag te geven. Schrijvers argumenten ten deze staan op één lijn met het betoog, dat dezer dagen in een der Indische bladen werd aangetroffen en waarbij uit een bezoek van de kruiser Sumatra in de Duitsche wateren en een hartelijke ontvangst in den vreemde een argument werd geput tot behoud van de ongesplitste Staatsmarine. Als bijzaak beschouwen we in dit verband ook de overweging, dat Nederland eenmaal zal geroepen kunnen worden om deel te nemen aan Volkenbondsacties te water. Mocht inderdaad in de toekomst die medewerking van ons worden vereischt, dan zal zij moeten worden verleend met de middelen die wij dan daarvoor beschikbaar hebben. Maar we achten het een averechtsche politiek om bij de organisatie van onze weermacht, ter wille van die neventaak, te transigeeren met de voorwaarden die uitdrukkelijk moeten worden nagekomen, willen we een doelbewuste zelfstandigheidspolitiek kunnen voeren. Dat ten slotte ook in schrijvers gedachtengang de secundaire beteekenis der hier besproken factoren tot uitdrukking komt, zou kunnen worden afgeleid uit het feit, dat het operatief orgaan practisch geheel wordt ingesteld op de Indische eischen. Het operatief orgaan denkt schrijver zich samengesteld met inbegrip der reserves en de eischen voor de Nederlandsche defensie uit 3 kruisers, 12 jagers en 24 onderzeebooten, waarvan dan 8 onderzeebooten speciaal voor Nederland. Schrijver wijst hierbij op de noodzakelijkheid dat de kruisers, jagers en onderzeeërs gecombineerd optreden. „Men dient in tijden van oorlogsgevaar of oorlog steeds in zee te hebben kruisers, jagers en onderzeebooten. Versnippering van kracht is niet gewenscht. Het zal noodzakelijk zijn om over bepaalde machtskernen te beschikken, die, niet meer dan toelaatbaar is met het oog op tijdige concentratie, verspreid mogen optreden. Zulk een machtskern wordt gevormd door: 1 kruiser, 4 jagers en 4 onderzeebooten. In verband met de uitgestrektheid van het terrein schrijver doelt hier op den Indischen archipel zal het noodig zijn twee van dergelijke machtskernen of eskadertjes in zee te hebben. Dus 2 maal (1 kruiser, 4 jagers en 4 onderzee booten). Om nu echter aan den eisch te kunnen voldoen om voortdurend 2 van dergelijke eskadertjes in zee te hebben, moet men beschikken over de noodige reserve om periodiek in de aflossing te voorzien. Voor jagers en kruisers zal kunnen worden volstaan met 50% reserve, ech ter voor onderzeebooten is 100% reserve noodig. Deze getallen zijn ervaringsgetallen, welke niet alleen in de Nederlandsche Marine gelden, doch ook bij vreemde zeemachten als vaststaande worden erkend. Voor het in bedrijf houden van 2 kruisers, 8 jagers en 8 onderzeebooten zijn dan ook noodig, 1 kruiser, 4 jagers en 8 onderzeebooten als reserve. Deze reserve moet volledig bemand zijn. Totaal zullen dus voor Indië noodig zijn 3 kruisers, 12 jagers en 16 onder zeebooten."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 59