613 dat deze vliegtuigen reeds tevoren in de te beschermen objecten moeten worden gestationneerd en als jachtescadrilles een onderdeel behooren te vormen van de Luchtvaartafdeeling van het Leger. De schrijver is voorts van meening, dat de bombardementsvliegtuigen uit de sterkte moeten worden afgevoerd en zeker uit de sterkte van de zeemacht. „Dit laatste niet alleen omdat het landvliegtuigen zijn, doch vooral ook omdat hun geringe werkingssfeer en het ontbreken van geschikte vliegvelden in den archipel noopt tot een gebruik op de kusten van Java en in het aan grenzend gedeelte van de Java-zee. Bij het operatief orgaan kunnen zij niet worden ingedeeld, omdat zij dit slechts op de kusten van Java kunnen volgen. Acht men deze zware bommenwerpers van zeer veel belang bij een aan val op de vlootbasis of op andere punten op Java, dan moet dit type land- vliegtuigen worden opgenomen in de sterkte van de luchtvaartafdeeling van het Leger". In schrijvers gedachtengang zal de Luchtvaartafdeeling der Marine in Indië alleen en uitsluitendgrootafstands- verkenningsvliegtuigen moeten omvatten, terwijl de rest onder de Luchtvaartafdeeling van het Leger behoort te ressorteeren. In deze grootafstandsverkenningsvliegtuigen ziet hij een waardevolle aan vulling, ja, men kan gerust zeggen een onmisbare aanvulling bij de taak, welke de vloot in den Indischen Archipel heeft te vervullen, zoowel uit een oogpunt van eigenlijke defensie als van neutraliteitsbewaking en van orde- en rusthandhaving. Dit vliegtuig vormt een onmisbaar element in de combinatiekruisers, jagers, onderzeebooten, vliegtuigen, waaruit het operatief orgaan behoort te bestaan. Schrijver wenscht voor deze grootafstandsverkenningsvliegtuigen het beste te kiezen wat op het gebied van zeevliegtuigen te krijgen is en heeft zijn keuze laten vallen op de Dornier-Wal, het type, dat naar bekend, inmid dels is Indië is aangekomen. Omtrent dit type lezen we in de Indische bladen o.m. „De Dornier-Wal- vliegboot is wel het summum van volmaaktheid. De machines voor Indië bestemd ontwikkelen een maximum snelheid van 185 K. M. per uur, zijn voorzien van 2 motoren elk van 360 P. K. en hebben een maat van 17 bij 22 M." Het Marineblad (Juli-nummer) voegt hieraan nog toe, dat de nuttige last 1800 K.G. is en de actie-radius bij model uitrusting meer dan 1600 K.M. bedraagt. Van deze vliegtuigen, die anderhalve ton per stuk kosten, acht schrijver, met inbegrip van 100 materieelreserve, een 50-tal voor Indië noodig. Tot zoover is het betoog logisch opgezet. Men zou nog van meening kunnen verschillen omtrent het type en de vraag kunnen stellen of met wat minder eischen voor ons geval ook niet zou kunnen worden volstaan, maar hierdoor wordt het betoog op zich zelf niet aangetast. Zulks is wel, en zelf in zeer sterke mate het geval, wanneer de schrijver verder zegt „Waar de opleidingen in het algemeen in Nederland zullen blijven ge vestigd, zal het vliegkamp de Mok als oefeningskamp behouden blijven, terwijl aldaar een 10- of 12-tal van de verkenningsvliegtuigen van het Indische type moet worden gestationneerd. Dit vliegkamp blijft dus deel uitmaken van den M. L. D. Bij de gezamenlijke oefeningen van bovenwater-strijdkrachten, onderzeebooten, enz. in de Noordzee zijn de verkenningsvliegtuigen onmisbaar. De eerste opleiding der Marinevliegers zal in den vervolge moeten plaats hebben bij de Luchtvaartafdeeling van de Landmacht (in Nederland), ervan uitgaande dat het noodig is, alvorens op zeevliegtuigen te leeren vliegen, dit te beoefenen op landvliegtuigen. Zoo mogelijk zullen bij dreigend worden van den toestand de in Nederland gestationneerde verkenningsvliegtuigen tijdig naar Indië worden verscheept (c.q. overvlogen)". Het is ons ten eenenmale onverklaarbaar hoe een dergelijke regeling kan worden aanbevolen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 61