615
3 de kaderoefening met 2 partijen.
De schrijver wijst op de voordeelen van de sub 2 bedoelde oefening, welk
systeem, naar bekend, in ons A.V.O. principieel werd vastgelegd.
In Holland past men daarnaast voor meergeoefenden ook de sub 3 genoem
de oefeningen met 2 partijen toe. De schrijver vestigt de aandacht op de
spanning die het verloop van dit soort oefeningen kan kenmerken, een factor die,
naar we meenen, in het voor indië in beginsel aangenomen stelsel sub 2 bij
goede leiding geenszins gemist behoeft te worden.
Onder de verschillende behartenswaardige wenken, die verder met betrekking
tot tactische oefeningen op de kaart worden gegeven, noemen we de volgende:
„Het houden van een oefening op de kaart met hen, die de reglementen,
laat staan de taktiek der wapens, niet kennen, is verloren tijd."
Deze feitelijk vanzelf sprekende opmerking wordt dcor schrijver, die geacht
kan worden over een rijke ervaring ter zake te beschikken, blijkbaar geenszins
overbodig geacht.
Voorts wordt gewezen op de groote beteekenis van de persoon van den
leider voor het welslagen van de oefening en met instemming wordt uit het
Duitsche voorschrift het volgende geciteerd
„Zur Leitung der Kriegsspiele können besonders befahigte Persönlichkeiten,
ohrie Riicksicht auf das Dienstalter, bestimmt werden."
Ons A. V. O. sluit zich hierbij op bevredigende wijze aan door in punt 7 (4)
ie bepalen, dat, behalve de regiments- en divisie-commandanten, ook officieren,
die daartoe bijzonder geschikt worden geacht, als leider kunnen worden
aangewezen.
Een andere opmerking, die de aandacht verdient, betreft de noodzakelijkheid
van een welwillende en opbouwende kritiek, zoodat men niet steeds beducht
behoeft te zijn voor beoordeelen en examen.
Ook daarin voorziet ons A. V. O. en zelfs in zoodanige mate, dat men zich
wel eens zou kunnen afvragen of we hiermede niet te ver gaan.
We doelen hier op het vermelde in art. 3, waarin staat, dat de kritiek slechts
mag gaan over het al of niet „redelijke" van de oplossing, voorwaar een zeer
matige eisch.
Voorts op art. 9 (4), waarin wordt bepaald, dat de leider zich in beginsel
er van zal onthouden om bij tactische oefeningen op de kaart of bij kader
oefeningen ongevraagd kennis te nemen van het door de deelnemers gemaakte
besluit en de daaruit voortvloeiende schriftelijke bevelen.
We betwijfelen of de schrijver wel zóó ver zou willen gaan; in ieder geval
achten we eene nauwkeurige overweging van de ten deze te trekken grenslijn
zeer zeker de moeite waard.
Een overzicht van het nut van dit soort oefeningen wordt besloten met de
alleszins juiste opmerking dat, als correctie, oefeningen met troepen en in het
terrein noodzakelijk blijven.
Op de beteekenis van het terrein wordt daarbij in het bijzonder de nadruk
gelegd. Immers in de meeste gevallen: „C'est le terrain, qui commande"
Ook ons A.V.O. en het A.T. V. geven hieraan op meerdere plaatsen uiting.
Eene opsomming van voorbeelden van kleinere opdrachten, voor min of
meer, of tijdelijk zelfstandige afdeelingen, van eenigszins willekeurige samen
stelling, alsmede verschillende wenken voor het ontwerpen van kaderoefeningen
op de kaart verdienen voorts de aandacht.
Aan het slot der brochure worden 2 uitgewerkte voorbeelden gegeven van
oefeningen op de kaart, welke echter alleen met vrucht zijn te volgen voor
lezers, die beschikken over de stafkaart van Amersfoort.
Lit deze enkele aanteekeningen moge voldoende zijn gebleken, dat schrij
vers inzichten in vele opzichten overeenstemmen met de in onze nieuwere
voorschriften neergelegde beginselen en overigens waardevolle aanrakingspunten
opieveren voor nadere overdenking.
We kunnen deze voor het Nederlandsche leger geschreven brochure den
Indischen officier dan ook zeker ter kennisneming aanbevelen.
A.