verbonden aan en nauw samenwerkende met politieke lichamen, trachtten aldus den oorlog tot een goed einde te brengen, daar mede tevens het noodzakelijke samengaan van politiek en oor logvoering demonstreerende. Duidelijk is het ook, dat de pro paganda behoort binnen het ressort van den I n 1. Dienst. Slechts deze laatste organisatie kan zuiver be- oordeelen, wat er van de propaganda vereischt wordt, waar en op welk tijdstip deze gevoerd moet worden. Daarom kan slechts een propaganda-bureau, werkende onder leiding van den Inl. Dienst, de meeste baten afwerpen. Centraliseering is hier een absolute vereischte. Ik zal hier niet ingaan op de Duitsche afweermiddelen. Tegen over een zoo intensief gevoerde propaganda stond men aan Duitsche zijde voor een buitengewoon zware taak. Ook zal ik niet in beschouwing nemen de actie van den Duitschen I. D., welke in Rusland zeer medewerkte tot het tot stand brengen van de revolutie en daardoor het land van een krachtigen tegenstander ontdeed. Omtrent den Duitschen Inl. Dienst bij de vijanden in het Westen trof ik weinig positiefs aan. Dat deze toch vrij goed geregeld was, kan o. a. blijken uit het volgende. Van ieder schot van het 21 cM. lange afstand geschut was binnen 24 uur de juiste ligging van den aanslag bekend. Over het algemeen verheugt zich de Inl. Dienst niet in de algemeene sympathie van het groote publiek, wat, gezien de wijze, waarop men vaak gedwongen is, zijn inlichtingen te verkrijgen, geen verwondering kan wekken. Bedoeld is in dit verband dan het gebruik van spionnen, waarvan, zooals uit het voorgaande blijken kan, dikwijls gebruik moet worden gemaakt. Vaak zijn dit personen, welke meerdere heeren dienen, en hunne gegevens, op dikwijls schuwe, duistere wijze verkregen, den meest biedende verkoopen. Voor deze lieden is het zuiver winstbejag, dat hen tot dezen arbeid aanspoort (Hieronder vallen natuurlijk niet die personen welke, hoewel ook betiteld met den naam „spion", steeds, onder zeer groote gevaren, hun vaderland enorme diensten bewijzen). Zoowel bij den Duitschen- als bij den Amerik. Inl. Dienst klaagde men over groote tegenwerking, zelfs van perso nen, welke hooge staatsfuncties bekleedden. Men vergete echter niet, dat slechts met succes gestreden kan worden, indien men goed op de hoogte is. Een goed onderkend gevaar is geen we zenlijk gevaar meer. Welke dan ook de middelen zijn, waarvan een I. D., hetzij een poli t. of een milit., gebruik maakt, steeds dient men te bedenken, dat deze aangewend worden ten bate van het eigen land. Gebruikt men ze niet, dan is men onvermijdelijk een slag ten achter bij de tegenpartij, welke er wel baat bij zoekt. Een goede Inl. Dienst is noodzakelijk voor iedere bevelvoering. 558

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 6