Ze is inhaerent aan iederen oorlog, wat, in den loop der eeuwen, telkens opnieuw, duidelijk gebleken is. Een ieder is dan ook verplicht, aan deze organisatie zijn volle medewerking te verleenen. Opmerkelijk zijn wel de volgende aanhalingen en uitlatingen om trent spionnen en spionnage. In de Pruisische „Landsturmordnung" van 21 April 1813 wordt het volgende gezegd: „Diese Spaherei, weit entfernt, verachtlich zu sein, ist Pflicht gegen den Feind und vom höchsten Werte, und musz daher überall aufgemuntert werden. Nur Spionerei als Handwerk und für den Feind ist ein Verbrechen und beschimpfend." De uiting van den Chef van den G. Staf van het Zwitsersche leger, gen. Sprecher, in het bekende spionnageproces te Zürich in 1915, is wel van beteekenis. Deze zeide toen: „Dasz der Nachrichtendienst in den Mitteln nicht wahlerisch sein kann, ist für jedermann begreiflich. Im bürgerlichen Leben würde mann gewisse unumgangliche Mittel ablehnen. Ein vom Kriege bedrohtes Land darf davor nicht zurückschrecken. Es gibt aber auch sehr ehrenwerte Leute, die sich mit Spionage befassen. Wer für sein Vaterland Nachrichtendienst betreibt, kann ebenso ehrenvoll seinem Lande dienen, wie einer mit dem Gewehr." In het voorgaande werd getracht een beeld te geven van de enorme uitgebreidheid van den I. D., en van de uitgestrektheid van de terreinen, waarover de werkzaamheden verspreid zijn. Het behoeft geen betoog, dat, wil men de vereischte inlichtingen binnen den bepaalden tijd verstrekken, en wil men dubbel werk vermijden, een organisatie aanwezig moet zijn, welke aan zeer hooge eischen moet voldoen. De meest betrouwbare gegevens werden aangetroffen omtrent den I. D. der Ver. St. van N. A. (o. a. in C. J. en J. U. S. A.). Deze organisatie draagt den naam van „Military Intelligence Division" en heeft tot taak le. Regeling van den geheeien dienst in den meest uitgebrei- den zin, zoowel in positieve als in negatieve richting (altijd voor zoover betreft militaire zaken). 2. Beoordeeling in vredestijd van den militair politieken toestand (zulks in samenwerking met andere departementen). Vaststelling van de waarde der legers van mogelijke tegenstanders. 3. Voorbereiding en, in oorlogstijd, uitvoering der censuur. 4. Leiding en bewerking van en toezicht op den arbeid van mil. attachés. 5. Verzameling van kaarten en foto's van bepaalde landstreken, en verwerking dezer gegevens tot handboeken. 6. Verlaling en ontcijfering van vreemde documenten. 7. Onderhouden van connecties met de pers. 8. Bewaking van documenten van den G. Staf. 9. In oorlogstijd dagelijks uitgeven van zorgvuldig bijgehouden 559

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 7