Deze rekent nog op zijn reserve op een oogenblik waarop zij in het geheel niet, of nog slechts voor een deel aanwezig is. De tijd of mogelijkheid om den compagniescom mandant vergunning te vragen om te mogen doen wat de commandant eener reservesectie wil, kan zich voornamelijk voordoen bij het binnen- en doordringen in de vijandelijke opstelling en zal daarbij nader worden besproken, blz. 497 Welke de taak van de reservesectie kan zijn, werd bereids besproken bij den aanval van de compagnie, vervanging verbruikte deelen vuurlinie, versterking stootkracht bij binnendringen, steunen bij doordringen, opvangen van tegenstooten. G. V. I. Het voorwaarts gaan geschiedt volgens de 94/2/ beginselen welke zijn aangegeven voor eene sectie in de vuurlinie, met dien verstande, dat de sectie commandant zal trachten hare gevechtskracht onge schokt te bewaren tot het oogenblik waarop zij aan het gevecht moet deelnemen. De voornaamste eisch G. V. i. is dekking tegen gezicht en tegen waarneming uit 50 de lucht, verder zoo mogelijk dekking tegen vuur. De opstellingsplaats en de formatie moeten met zorg worden gekozen, de eerste zoo, dat het terrein waar de sectie vermoedelijk zal worden ingezet, ongezien door den vijand, kan worden bereikt. Naarmate de aanval echter vordert, zal de sectie commandant zijn afstand tot de vuurlinie verminde ren, zulks om tijdig ter beschikking te zijn voor de vervulling van zijn taak. Tegenover die vermindering van afstand, waarbij de verliezen kunnen toenemen, staat dus in zekeren zin het streven om de gevechtskracht ongeschokt te bewaren tot het oogenblik van inzet en dus om alle middelen aan te wenden om verliezen te ver mijden. Zijn de voorste secties nog ver van den vijand, dan kan men den eisch om verliezen te vermijden op den voorgrond laten treden. Hoe verder echter de aanval vordert, hoe dichter dus de voorste secties bij den vijand komen, des te meer moet de eisch om verliezen bij de reserve te vermijden wijken voor de tactische eischen en zal de afstand tot de vuurlinie minder worden. 100/1/ Nu kan de opstelling van de compagnie in den aanvang een breedte en eene diepte van 300 M. hebben en zal, naarmate de afstand tot den vijand kleiner wordt, ook de diepte afnemen. 643

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 21