5. EEN BESCHOUWING, NAAR AANLEIDING VAN HET
ARTIKEL: OVER OPLEIDING, EN SCHIETOPLEIDING IN
HET BIJZONDER.
door
H. T. ROOSWINKEL,
le. Luit. Inf. N. I. L. Leeraar Lich. Oef. M. O.
Het bovengenoemde artikel, voorkomende in het I.M. T. No. 12
van 1925, heeft ni.i. de verdienste, de aandacht te vestigen op
een onderwerp, waarover men in de militaire vakliteratuur
betrekkelijk zelden een opstel of een gedachtenwisseling aantreft.
En toch zijn er in de geheele militaire maatschappij moeilijk
onderwerpen naar voren té brengen, die zoo zeer de aandacht
verdienen en de aandacht eischen als de opleiding en de opvoeding
van den soldaat, in den besten zin des woords.
Er zal wel niemand zijn, die het bovenstaande in twijfel zal
trekken. Algemeen wordt de waarde van een goede opleiding
toegegeven, en de behoefte en drang naar spécialisatie op elk
terrein is een uitvloeisel van de vraag naar krachten, die goed
opgeleid zijn voor het werk dat van hen gevraagd zal worden.
In de tegenwoordige samenleving, en ook in de wetenschap,
gaat de specialisatie en differentiatie zóó ver, dat menigeen zich
afvroeg, waar het ten slotte heen moet.
Ook in de legers is het niet anders. Ook hier bracht de nood
zaak de afzonderlijke opleidingen met zich mee. Al ging dit
proces dan ook in het militaire in den regel veel langzamer dan
in de burger-maatschappij, waardoor men zelfs nog in den
laatsten tijd meermalen verplicht was, bepaalde functies op te
dragen aan menschen, die daarvoor niet de gewenschte opleiding
hadden ontvangen, doch die dan, door groote ijver en zware
inspanning, er van maakten wat er van te maken viel.
In den aanvang van dit opstel werden opleiding en opvoeding
in één adem genoemd. Niet iedereen zal daaraan direct z'n goed
keuring hechten.
'k Herinner me tenminste dat een collega me eens zei„Als
we de mannen maar goed opleiden voor hun vak, dan hebben
zij en wij met die opvoeding niets te maken."
Dat gezegde kwam me in de gedachte bij het lezen van het
artikel van den heer Giebel.
De geest, welke uit het artikel straalt, is„Leer den man
schermen en schieten en loopen en nog iets, zoodanig, dat hij
662