worden geacht. En dat zou zoo'n leerling nu moeten beoordeelen!
„Alle andere soorten van belangstelling, die alleen voortvloeien
„uit gemakzucht, zijn totaal overbodig en de instructeur
''hoeft zich dus niet af te vragen of zijn leerlingen het onderricht
„wel prettig vinden; daar heeft hij niets mee te maken. Hij geeft
"alleen onderricht omdat het ergens goed voor is, en niet omdat de
^leerlingen ei genoegen in hebben".
Div is een hoogst merkwaardige zin. De gulden middenweg, die
ons voorschrijft te doen wat noodig en nuttig is, maar ook om het
zoo prettig mogelijk te doen, omdat het dan gemakkelijker gaat;
die ons dan ook de verplichting oplegt om het voor onze leer
lingen zoo prettig te maken als onder die bepaalde omstandighe
den mogelijk is, waardoor men de belangstelling en de aandacht
wekt en bovendien het hart van de menschen wint, die gulden
middenweg schijnt niet te bestaan. Immers, alle andere belang
stelling komt voort uit gemakzucht. M. i. kan men even goed
zeggen, dat' ijver voortkomt uit luiheid.
De instructeur die enkel commandeert e;n doet uitvoeren wat nu
eenmaal gebeuren moet, zonder zich als taak te stellen het in den
minst vervelenden vorm op te dienen, is geen instructeur. Onder
de instructeurs welke ik van mijn leven gehad heb, en gekend
heb, waren er, die wel buitengewoon taai waren. En toch was
hette merken dat er naar gestreefd werd, met verschillende
middelen, om onze aandacht er bij te krijgen en te houden. Doch
er zijn menschen voor wie dat een te moeilijke kunst is. Die men
natuurlijk ook niet bij alle militaire meerderen mag veronderstellen
aanwezig te zijn. En, omdat de dienst toch z'n gewone gang moet
gaan, is er aan nog een noodzakelijk ander middel om de men
schen te brengen tot het doen van hetgeen gebeuren moet, n, 1.
de discipline, en het commando, dat daaraan z'n kracht ontleent.
Doch bij goed onderricht is dat een middel van secundaire waarde.
En nu denk ik toch met een zeker respect terug aan dien sergeant
bij een recrutencompagnie, die zoo buitengewoon slag had om de
menschen iets mede te deelen. Die dan nooit behoefde te bevelen
ofte vermanen, want ze luisterden altijd. Gelukkig dat we in dienst
dat sterke hulpmiddel hebben, dat de krijgstucht ons in handen
geeft Maar een instructeur, zelfs de allerstrengste, mag nooit ver
geten, dat er iets is dat boven het bevel uitgaat.
„Bij alle onderricht moet een instructeur zich houden aan be
ginselen, zegt schr. Goed, maar ook daarmee zij men matig. Om
dat men anders kans loopt van gewillige en goede korporaals en
sergeanten stugge principerijders te maken.
„Die beginselen moet de instructeur begrijpen en onder alle
„omstandigheden toepassen; dat is juist de kunst van onderricht
„geven. En even verder; „wanneer een instructeur die enkele al-
l'gemeene beginselen toepast onder alle omstandigheden, dan ver
staat hij zijn werk". Het komt mij voor dat deze zin den toestand
672