sergeant-majoor, waarom we dat nu feitelijk deden, dan luidde het antwoord Ten eerste worden jullie er wat sterker door. Ten tweede wordt je vertrouwd met den omgang en de be handeling van je geweer. Ten derde is het goed voor jullie eetlust. Hij had gelijk, van alles is wel iets juist; hoewel er zeer zeker andere oefeningen bestaan die in korteren tijd meer resultaat zouden afwerpen. Eén punt vergat hij steeds te noemen. Daar was hij trouwens een veel te goed militair voor. N.I. dat dat heeie uur nu eenmaal voor die voorbereidende oefeningen in het dienst- tableau stond aangegeven. Schr. zou me nu direct kunnen toevoegen dat het wel heel erg dwaas was dat wij, als pas in dienst getreden militairen, aan den sergeant-majoor gingen vragen naar het „waarom". Maar hij moet niet vergeten dat er een onuitgesproken prettige verhouding bestond, en dat we dan ook steeds goed ons best deden. Het is al 16 jaar geleden, maar zelfs die ouwe rot was blijkbaar niet van meening dat wij er niets mee te maken hadden, en dat het nu maar moest gebeuren omdat het ergens goed voor was. Wat betreft de vragen naar het hoe en waarom trof me een zinsnede uit een artikel in het orgaan van de Nederlandsch-Indische Offi- ciersvereeniging, No 1 van '926, wat zoojuist uit Indië arriveer de. Van bedoeld artikel luidt de titel: „Militair Onderwijs". Waarin staat: „Het „waarom" moet steeds duidelijk zijn." En ook: „Aanvoerder zoowel als soldaat moeten doelmatig weten op te treden en in de moeilijkste oogenblikken vaak het snelst weten te beslissen." En ook deze merkwaardige uiting: „Het is noodig het onderwijs te beginnen met een verklarende beschrijving; vooral in deze periode van overgang, waarbij boven dien veel van het oude moet worden afgeschud." Op blz. 746 wijdt schr. z'n aandacht aan een aanval op eenig terreinvoorwerp met een brigade, welke daarvoor met alle stram heid heeft geoefend. Later vuren ze er zelfs bij (alsof dat overal zoo maar kan). En nog later vuurt een mitraillist over de hoofden van al die stramme kerels. Ook hier stelde ik een vraagteeken. De bespreking van een dergelijk hoogst belangrijk tactisch en tech nisch vraagstuk laat ik echter gaarne aan meer bevoegden over. Zoo langzamerhand heb ik al tal van punten van geschil naar voren gebracht. En als ik het artikel van den Heer G. nog eens doorblader, dan zie ik nog heel wat vraagteekens staan. Als ik doorga, kunnen er dus nog enkele punten komen opdagen die bespreking eischen. Echter komt het me voor dat op deze wijze mijn betoog een min of meer critisch kleurtje krijgt. Wat 681

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 59