slechts voor zuivere godsdienstzaken en niet voor hetgeen reeds
ten bate van de maatschappelijke orde in den adat is opgenomen
en verwerkt.
Het ligt niet in het bestek van deze regels, om het vigeerend
privaat-adatrecht in zijne onderdeden, als er zijn: a. het familie-
en erfrecht, b. het grondenrecht en c. het schuldenrecht te
behandelen. Verwezen zij ter zake naar de betreffende vaklitera
tuur, o.a. Het adatrecht van Nederlandsch-Indië, van Mr. C. van
Vollenhoven, en Atjeh door J. Kreemer.
Slechts zij nog een en ander aangestipt, van hetgeen bij den
procesgang van practisch belang kan zijn voor de bewijsvoering.
Het inroepen van godsoordeelen is verboden.
Ik herinner mij nog een godsoordeel uit het begin van mijn
werkkring als civiel en militair bestuurder.
Het ging om een jongen karbouw, die nog niet gemerkt was,
en wiens bezit twee Gajo's elkaar betwistten. Het landschaps-
hoofd, als alleen sprekend rechter, wist geen oplossing te vinden,
en liet de duikproef toepassen.
Beide partijen moesten in tegenwoordigheid van hoofden en
andere getuigen in een rivier op een tamelijk diepe plaats tege
lijk onderduiken. De eerste, die-weder te voorschijn kwam, had
het proces verloren.
Het slechte geweten, zoo vertelde mij het hoofd zal zijn hart
onrustig doen slaan zoodat hij het niet lang onder water vol
zou kunnen houden.
Er is wel iets voor te zeggen, en als uitkomst in een lastige
rechtzaak gemakkelijk, maar het is later toch niet meer toegepast
geworden.
Wel wordt nog door den inheemschen rechter, ook onder onze
leiding, in moeilijke kwesties gebruik gemaakt van den zuiverings
eed, die de eene partij aan de andere oplegt. Deze oplegging
moet echter wederkeerig bedoeld zijn en geaccepteerd worden.
Dan is er geen bezwaar tegen, en kan dit voorloopig in pas
gepacificeerde landstreken nog getolereerd worden.
Hiervoren is o. a. uiteengezet geworden, dat de gouvernementeele
bepalingen omtrent verjaring eenigszins verlichting in den werk
kring van den civiel en militair bestuurder als leider van de
burgerlijke rechtspraak hebben gebracht.
Er kunnen zich echter tusschen de partijen geschillen voordoen,
die weliswaar verjaard en in rechte niet meer ontvankelijk zijn,
maar om politieke redenen bijgelegd moeten worden.
Dat dan de bestuurder niet aarzele zijne tusschenkoinst te
verleenen.
In deze geschillen treedt dan de bestuurder niet meer op als
leider van de rechtspraak, maar als bemiddelaar en scheids
rechter.
Dikwijls zal hij in pas gepacificeerde landstreken, deze taak
nog op zich moeten nemen in het belang van orde en rust.
685