690 dan ook, dat deze teleurstelling naar het oordeel van den schrijver beter te dragen is, omdat in deze rede een bepaalde uitspraak ten aanzien van groote problemen, waaronder zeer zeker ook de defensie valt te rekenen, opzettelijk achterwege is gelaten. En daaruit put de schrijver het vertrouwen en de hoop, dat het den nieuwen opperbevelhebber van Zee- en Landmacht gegeven moge zijn de middelen te vinden en de maatregelen te nemen tot het doen herleven van een krachtige weermacht en dus ook van het Leger. Wij hebben de noodzakelijkheid van een krachtige en doelmatige defensie van deze gewesten, binnen de grenzen van ons financieel vermogen, te vaak verdedigd om hier nog eens te motiveeren, dat het ook onze innige hoop is, dat het voor den opgetreden O. O. moge zijn weggelegd om het zijne bij te dragen tot een bevredigende oplossing van het Indische defensievraagstuk. In het artikel Dienstweigering wordt de brochure van den Ned. Luit. Kiès over dit onderwerp aan eene bespreking onderworpen. De schrijver beschouwt het verschijnsel „dienstweigering" zooals het zich thans in Nederland voordoet als een symptoom, dat de belangen van het individu daar in groote mate op den voorgrond gaat dringen en ziet het dus als een gevaar voor den Staat. En hij eindigt zijne bespreking met den hartgrondigen wensch dat Indie nog langen tijd in dien „achterlijken" toestand moge blijven waarin het vraagstuk der dienstweigering op het tableau der Regeeringszorgen mankeert. Het sympathiek gestelde artikel „Met pensioen" wordt vervolgden geeft thans de indrukken weer van den gepensionneerde tijdens de overlandreis en bij zijn terugkomst in het vaderland. 9. OVERZICHT NEDERLANDSCHE TIJDSCHRIFTEN. Mavors Juli 1926. Luitenant Calmeyer vervolgt zijn: „Orepen uit de werkelijkheid" en behandelt in dit nummer „de doorbraak". Als voorbeeld dient hierbij een beschrijving van het groote offensief der Duitschers in 1918 overgenomen uit het zoo bij uitstek leesbare „Feuer und Blut van Jünger. De kapitein Dwars behandelt den tegenstoot en den tegenaanval bij den voor- P°Denkaphein van den Oeneralen Staf Schmidt behandelt „het vuurplan van het bataljon op zijn weg naar hoogere commando's", zijnde een vervolg op voorgaande beschouwingen betreffende het vuurplan der Infanterie. In dit on derdeel wordt het infanteriegeschut ingeschakeld en de regeling van de vuren van dit geschut besproken. Ook in buitenlandsche tijdschriften wordt hoe langer hoe meer aandacht geschonken aan het vuurplan van de Infanterie en terecht. ..j, i. i Naarmate de bewapening van dit hoofdonderdeel der strijdkrachten veel- soortiger en uitgebreider wordt, zal ook een meer minitieuze voorbereiding van het gebruik dier wapens, het onderling steunen en aanvullen niet achter wege moge blijven. Luitenant Bellen beschrijft een proef, gedaan in de Legerplaats bij Hars kamp op 6 Mei 19z6 volgens een nieuwe methode betreffende indirect vuur met zware'mitrailleurs. Wij citeeren De stukken, geëchelonneerd, hebben in de S. een tusschenruimte van 50 „a 80 M. De St. C. zijn bij hun st., de S. C. ongeveer 50 a 100 M. achter "het midden hunner S. De st. staan waterpas en zijn vastgeschoten. „De vuurleider heeft een werkkaart, schaal 1 10.000. „Hij laat op deze werkkaart het vierkantennet der stafkaart aanbrengen, dat „zijn schootsvak bevat en laat de vierkantenlijnen nummeren als op de staf kaart. Hij laat de stukken der afdeeling in het midden van elke S. aangeven

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 68