2, EENE TACTISCHE REGLEMENTENSTUDIE BETREF FENDE DE COMPAGNIE EN DE SECTIE. door A. VAN DE WATER. IV. V. De oplossing en het gevecht van de sectie in de vuurlinie. (vervolg) Het voorwaarts gaan onder artille rievuur. Het opgelost zijn van de sectie, gepaard gaande G V. 1. 23/1/ met een doelmatig gebruik van het terrein door de 42/2/ brigades zoowel wat betreft de aanwezige dekking 57 j als die gedeelten waarop minder vuur ligt alsmede G.V. Mob. A. een daarmede verband houdende juiste keuze van 6' 22/4/23c. de formatie der brigades geven reeds een voldoende waarborg tegen vernietiging door verontrustend R 1 249/4 storend vuur. In den gewonen pas wordt doorge marcheerd. Bij het voorwaarts gaan onder vijandelijk artillerievuur heeft men een beetje veine noodig. Springt een projectiel precies midden in de brigade dan blijft daarvan niet veel over, aan den anderen kant staat de groote kans dat alle projectielen in de ruimten tusschen de brigades springen. Het bijeenhouden van eene brigade kan onder verontrustend storend vuur van de vijandelijke artille rie even nadeelig of voordeelig zijn als het oplossen of nog verder uit elkaar gaan. Weet men dat een terreindeel onder storend vuur ligt dan kan men b.v. ook gedekt halt houden vóór dat terrein en van een interval gebruik maken om zeer snel door de gevaarlijke zóne te komen. Ligt het terrein onder hevig storend vuur, dan doet& men het beste zoo gedekt mogelijk het einde van het vuur af te wachten. Voortdurend kan de vijandelijke artillerie niet op kleine doelen vuren. De beschikbare munitievoorraad reeds dwingt haar tot overgang op andere doelen dan wel tot het inleggen van vuurpauzen. Deze gelegenheden om

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 6