3. EEN BESCHOUWING NAAR AANLEIDING VAN HET
ARTIKEL: „OVER OPLEIDING IN HET ALGEMEEN
EN SCHIETOPLEIDING IN HET BIJZONDER'
door
H. T. ROOSWINKEL.
Ie Luit. Inf. N. I. L., Leeraar Lich. Oef. M. O.
Na het voorgaande i) zal het wel duidelijk zijn, dat ik bij op
leidingen andere beginselen en factoren in werking zou willen
doen treden dan de Heer G.
Bij opleidingen zou ik er naar willen streven, dat:
de activiteit bij den leerling zetelt;
voor alles de belangstelling wordt gewekt;
het verantwoordelijkheidsgevoel toeneemt, en daarmee het besef
van plichten en tekortkomingen;
er nooit geoefend worde om den tijd door te komen;
eentonigheid, zooveel als doenlijk is, worde vermeden;
ongemotiveerde herhaling van onderdeeltjes worde buitengesloten;
niet in de eerste plaats het bevel, doch de innerlijke drang de
stimulans der oefening zij.
Er is geen nieuws onder de zon, zelfs niet onder de tropen
zon. Ik maak me dan ook heelemaai niet wijs dat onder het bo
venstaande werkelijke nieuwigheden voorkomen. En zeker niet nu
op de K. M. A. in de laatste jaren paedagogiek voorkomt op het
studieprogramma. Bovendien kan men wel aannemen dat prac-
tisch reeds gedurende langen tijd naar de methode van opleiden
en oefenen gestreefd wordt, die het hoogste nuttige effect sor
teert. Dat kan haast niet meer anders, nu men overal de stemmen
hoort opgaan die ons verkondigen, dat er feitelijk gebrek aan tijd
is om de geheele oefenstof voor den soldaat behoorlijk te door-
loopen. Er is inderdaad heel veel te beoefenen. Met als noodza
kelijk gevolg het stijgen van het aantal personen die belast zijn
met speciale functies. Het procés van differentieering waar in den
aanvang over gesproken werd.
Als men spreekt over opleidingen in het algemeen, dan komt
men er haast onbewust toe om een blik terug te slaan naar de
eigen opleidingsperiode. Met een kleine variatie zou men hier kun
nen denken aan de woorden van Schiller: „Willst du andren ver
siehen, bliek in dein eigenes Herz." En zonder nu te willen afda-
727
Zie No. 10 van dezen jaargang.