Ie. lichamelijke eigenschappen.
2e. karaktereigenschappen.
We zien hieruit dat de heer G. de mogelijkheid tot het bij
brengen of ontwikkelen van geestelijke eigenschappen in beginsel
aanvaardt. En daar ben ik het volkomen mee eens. Ik citeer:
„Om den man een krachtig physiek te geven, dient het vak
„gymnastiek, dat expres met die bedoeling is samengesteld".
Over dezen zin wilde ik toch een opmerking plaatsen. En wel
naar aanleiding van „het samenstellen van het vak gymnastiek". Als
we n. 1. nagaan hoe het vak gymnastiek door de eeuwen heen z'n
weg heeft moeten zoeken, en weten te vinden, nu eens hoog op
bloeiende, dan weer verguisd en vertrapt, soms schitterend als
een parel van cultureele waarde, dan weer verlaagd tot een soort
publieke vermakelijkheid voor het middeleeuwsche volk, dan kan
men toch moeilijk gaan zeggen dat het vak gymnastiek is samen
gesteld met dit of dat doel. Dan doen we m. i. beter de opvatting
te huldigen, dat het vak gymnastiek gegroeid is, en zich ontwikkeld
heeft hand in hand met de vorderende geestelijke ontwikkeling der
inenschheid; waarbij dan valt op te merken, dat die meerdere
geestelijke ontwikkeling dikwijls weer ging (en dikwijls nog gaat)
ten koste van het vak gymnastiek, in ruimeren en beteren zin
gesproken, ten koste van de goede, alzijdige lichamelijke opvoeding.
Wat men wèl heeft samengesteld dat is de methode van het
onderricht, de te bezigen oefenstof, het systeem. En zelfs vele
systemen, desgewenscht stelsels genoemd, waardoor en waarover
in den loop der tijden menig woord geschreven en menige zin
gesproken werd.
Hoe groot de verschilpunten soms ook mogen zijn, bij alle kun
nen we gelukkig constateeren, dat het streven voorzit, zooveel
mogelijk hulp en heil te brengen aan die personen, vooral aan de
jongeren, die door de maatschappelijke en andere omstandigheden
in de minst gunstige positie werden geplaatst, waardoor een phy-
sieke mislukking op den levensweg niet uitgesloten was. Thans is
men zoo ver, dat men aanneemt dat de doorsnee mensch niet anders
dan wèl kan varen bij regelmatige en niet overdreven oefening
van zijn lichaam. En een jeugd zonder een zoo goed mogelijk
geleide lichamelijke opvoeding is in een beschaafden staat niet
meer denkbaar.
Nu ik met een enkel woord heb gewezen op bestaande en ver
schillende stelsels, waarvan men in Indië wel de invoering en
eventueel de resultaten heeft kunnen zien, terwijl men er echter
buiten de eigenlijke strijdvragen is gebleven, daar wil ik er direct
aan toevoegen, dat het m. i. niet aangaat zich te stellen op prin
cipieel standpunt, als daar niet een zeer degelijke, goed gefunda-
menteerde basis voor bestaat. Juist daarom moet er een studie
gemaakt- worden van problemen, waarvan er zeer vele nog op
beantwoording wachten. En daarom is m. i. de oprichting van de
Academie voor Lichamelijke Opvoeding te Amsterdam een ge-
729