blijkt, dat zelfs een geringe omvangtoenaine reeds als gevolg heeft een vrij hoogen stand van het middenrif. En waar klagen zulke menschen dan over? Over lusteloosheid, loomheid, spoedige vermoeidheid. Soms een benauwd gevoel, prikkelbaarheid, zwaarmoedigheid, slapeloosheid, angstgevoelens! Tot zoover het ziektebeeld, dat geheel behoort tot het domein van den arts. Doch nu het recept, dat behoort tot het domein van hen die zich goed hebben georiënteerd op het gebied der lichaamsoefeningen en Lichamelijke Opvoeding: „Lichaamsbeweging, en nog eens lichaamsbeweging. Meestal zal men den patient tamelijk wel vrij kunnen laten in de keuze der gewenschte lichaamsbewegingen. Slechts in enkele, al wat ernstiger gevallen zal het wenschelijk zijn om een of anderen vorm van ge neeskundige gymnastiek of zelfs het toepassen van passieve be wegingen en massage voor te schrijven. Want dat zijn wel, bij werkelijke zwaktetoestanden, uitstekende hulpmiddelen, maar ver schrikkelijk vervelend en zeer geschikt om het gevoel van „patiënt zijn" op te wekken, wat we in deze gevallen juist zoo graag willen vermijden. De vrije beweging heeft daarentegen op deze patiënten een won derbaren invloed: physiologisch werkt zij gunstig op de stofwis seling, vermindert de vetaanzetting, bevordert den stoelgang en de ontlediging van de maag, oefent de spieren, maakt de stijf ge worden banden en gewrichten weer losser en verlevendigt den ingedcmmelden bloedsomloop. En Psychisch werkt zij gunstig om dat de patient het gevoel van gezondheid terugkrijgt, en tegelijker tijd het gevoel van vrijheid en onafhankelijkheid, dat toch het kostelijkste goed des menschen is". We mogen dus wel als vaststaand aannemen dat er aan die geestelijke eigenschappen van een mensch wel „iets te doen" is. De optimisten verwachten er heel veel van, ook op den langen duur, dus een blijvend gunstigen invloed. Pessimisten schudden het hoofd 'en zeggen: Voor een moment is het misschien mogelijk, en dan nog maar voor een heel bepaalde en afzonderlijke eigenschap. De geheele psychische mensch wordt niet beïnvloed. Wil men oordeelen dan kan men dus niet geheel afgaan op het geen anderen zeggen, doch zal men zelf moeten beslissen, zelf om zich heen moeten kijken. Ik voor mij ben van meening dat, om nu maar eens een voorbeeld te nemen, het vertrouwen in zich zelf, dat men een kind of een soldaat op eenig terrein heeft bij gebracht, z'n gunstige invloed ook op andere terreinen zal doen gelden. De extrospectie, het gadeslaan van anderen, het letten op de bij kinderen bereikte resultaten, maar vooral de introspectie, d. w. z. wat men bij zichzelf bereikt heeft, hebben mij in deze denkwijze versterkt. In het reeds genoemde (laatste) artikel van Dr. H. v. BI. staat het volgende: „Op de woorden, dat het evenwichtsgevoel een deel 737

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 41