Naar een groot schootsveld behoeft niet te worden O.V.I. gestreefdeen open strook van enkele honderden meters A'T V. kan, indien op oordeelkundige wijze van de gelegenheid tot 151/2/' flankeeren wordt gebruik gemaakt, reeds voldoende zijn om 's vijands aanval met vuur te breken. Een klein schootsveld kan bovendien het voordeel G.V.I. hebben, dat de voorste linie door het voorliggende bedekte 173 terrein beschermd wordt tegen vijandelijke artillerie. Een klein schootsveld waar men den vijand op korten afstand verrassend onder vuur kan nemen, is vaak G.V.I. te verkiezen boven een groote open strook, welke de vijand 39/3/ toch zoo eenigszins mogelijk zal vermijden. Aan gezichtsdekking moet bij de keuze van de opstelling bijzonder groote waarde worden toegekend, vooral 39/1/ aan dekking tegen waarneming uit de lucht, waardoor het artillerievuur reeds op aanzienlijke afstanden kan wor den geleid. Eene uitstekende opstelling, goed versterkt doch op groo- 39/2/ ten afstand of uit de lucht zichtbaar, kan door de vijande lijke artillerie in korten tijd worden vernield. Men vermijde daarom opstellingen in of dicht voor of 40/5/ achter kampongranden of nabij andere duidelijk zichtbare en gemakkelijk door de luchtwaarnemers op de kaart vast te stellen plaatsen. Bedekte terrein deelen (kampongs, boschterreinen, enz.) van kleineren omvang kunnen geheel onder 40/4/ artillerievuur worden genomen en dergelijke terreindeelen zal men dan ook het best verdedigen door zich op enkele 258 honderden meters daar achter op te stellen, waardoor men het voordeel van gezichtsdekking heeft. Hebben die terreindeelen eene grootere uitge strektheid dan wordt in beginsel een opstelling binnen GV.l. het bedekte terrein gekozen, omdat dan den vijand de waar- 2%4/ neming van zijn artillerievuur wordt belet en hij den steun daarvan zal moeten missen. Van een schootsveld wordt dan feitelijk afgezien; de plaats van de vuurlinie wordt A.T.V. zoodanig gekozen dat de geweermitrailleurgroepen verras- q I send vuur kunnen brengen op open lichtbegroeide, c. q. 259/i°Pen te kappen, plekken, terwijl de geweergroepen onmid dellijk daarop verrassend een krachtigen aanval met het blanke wapen moeten doen. 39/3/ Wat betreft de verbetering van het schootsveld ten behoeve van de eigen vuuruitwerking moeten opruimingen, welke 174/1/ den vijand aanwijzingen zouden kunnen geven omtrent /2/ de plaats waar de eigen troepen zich bevinden of waar deze voornemens zijn hun vuur te brengen, worden vermeden. 39/4/ Opruimingen mogen alleen dan geschieden waar deze aan 259/1/ waarneming op den grond of uit vliegtuigen zijn onttrokken, 745

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 49